Twents Carmel College

Unit 2 p.s en p.c door elkaar

Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Messi is playing football.
(right now)
Messi plays football.
(but NOT at the moment)

Slide 2 - Tekstslide

The Present Continuous 
Gebruik:
Als iets NU gebeurt. 

Vorm:
vorm van to be  (am/is/are) + werkwoord + ing

Voorbeeld:
I am walking right now. 

Slide 3 - Tekstslide

The Present Simple
Gebruik:
Als iets vaak, regelmatig, soms gebeurt.
Als iets een feit is. 

Vorm:
Stam of stam +s (shit-rule: he,she,it & ww+s)
Voorbeeld:
He walks to school every day. 

Slide 4 - Tekstslide

Signaalwoorden
Hoe weet je welke tijd je moet gebruiken?
Signaalwoorden:

Vaak staan er in de zin bepaalde woorden waaraan je kan zien welke tijd je moet gebruiken, dit noemen we signaalwoorden. 

Present continuous                                             Present simple
at the moment, now,                                           Every day, usually, always, 
right now, be quiet etc.                                      sometimes, often, weekly etc. 

Slide 5 - Tekstslide

The Present Continuous vs. Present Simple







Tip! Kijk eerst naar het signaalwoord in de zin, zodat je weet welke tijd je moet gebruiken. 
Present continuous
Present simple
Vorm
am/is/are + ww + ing
stam of stam + s
Gebruik
NU
Feit of regelmaat
Signaal
woorden
Now, right now, at the moment
Every day, always, regularly, sometimes

Slide 6 - Tekstslide

Present simple
Present Continuous

Slide 7 - Tekstslide

present simple vs. present continuous

Slide 8 - Tekstslide

Present simple

Bij feiten / gewoontes


always, every day, annually, regulary, sometimes, enzovoorts

HELE WERKWOORD
(bij I, you, we, they)
of
HELE WERKWOORD + S
(bij he, she, it)

Do you like apples?
She does not like apples?

Slide 9 - Tekstslide

Present simple form

Slide 10 - Tekstslide

Welke spellingsregels moet je op letten?
Rule 1: When the verb ends in -ch, -ss, -sh, -x or -zz:  we add -es.

Examples: watch - watches, miss - misses, wash - washes, mix -mixes, buzz - buzzes.








Slide 11 - Tekstslide

Rule 2
Rule 2: When the verb (werkwoord) ends in a consonant (medeklinker) + -y we change y to i and add -es.
Examples: study - studies, hurry - hurries, reply - replies
But!!: when the verb (werkwoord) ends in a vowel (klinker) + -y we just add -s.
Examples: pay - pays, enjoy - enjoys, 


Slide 12 - Tekstslide

Uitzonderingen
Have, go, do and be zijn onregelmatig.

I have got a pet. -> She has got a pet.
They go to school every week. -> He goes to school every week.
You do the dishes every Tuesday. -> He does the dishes every Tuesday. 
We are going to study for the test. -> He is going to study for the test. -> I am going to study for the test. 

Slide 13 - Tekstslide

Present continuous
Nu bezig (op dit moment aan de gang)
of in de nabije toekomst of bij irritatie

at the moment, now, Look!, Listen!, today, enzovoorts

am / are / is + werkwoord + ing

Slide 14 - Tekstslide

Duurvorm = aan de gang

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Rebecca is watching Netflix.
A
Present simple
B
Present continuous

Slide 20 - Quizvraag

Lucy lives in London.
A
Present simple
B
Present continuous

Slide 21 - Quizvraag

My parents ..............(shop) right now.
A
shop
B
are shopping

Slide 22 - Quizvraag

She is playing the piano.
A
Present Simple
B
Present Continuous

Slide 23 - Quizvraag

He does the dishes every day.
A
Present simple
B
Present continuous

Slide 24 - Quizvraag


A
Present Simple
B
Present Continuous

Slide 25 - Quizvraag

Welke tijd is hier gebruikt: de present simple of de present continuous? Sleep de zinnen naar de juiste tijd. 
Present simple 
Present continuous
I sing every day. 
I am singing right now. 
Water boils at 100 *C.
He likes pizza. 
I am playing a game.
He is sleeping at the moment. 
He likes to dance.
I am dancing. 

Slide 26 - Sleepvraag

Look at the words below. Which ones are signal words for the Present Simple and which ones are signal words for the Present Continuous?
Present Simple
Present Continuous
Right now
Today
Never
This moment
Often
Every week

Slide 27 - Sleepvraag

Present Simple or Continuous?
Look! He ___ (leave) the house.

Slide 28 - Open vraag

Present Simple or Continuous?
She usually ___ (walk) to school.

Slide 29 - Open vraag

Present Simple or Present Continuous?
Ronald ___ (put) food in the oven right now.

Slide 30 - Open vraag

Present Simple or Present Continuous?
My dad ___ (not work) in the office every day.

Slide 31 - Open vraag

En nu?
  1. Examentekst afmaken & Nakijken (39 pnt. te behalen)
  2. Test jezelf 2.1 maken
  3. wordtrainer 2.2
  4. Start 2.2 (zie les 2)





Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Link