Twents Carmel College

formatieve toets hfst 10 4m

Formatieve toets


Hfst 10 Voortplanting
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 4

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Formatieve toets


Hfst 10 Voortplanting

Slide 1 - Tekstslide

Je gaat nu een oefentoets over voortplanting doen
maak alle vragen en neem het serieus
beantwoord elke vraag want je kan niet terug naar vorige vragen
je mag niet overleggen en geen hulpmiddelen gebruiken

Slide 2 - Tekstslide

zijn primaire geslachtkenmerken bij de geboorte aanwezig?
A
ja
B
nee

Slide 3 - Quizvraag

Penis en balzak
A
zijn primaire geslachtskenmerken
B
zijn secundaire geslachtskenmerken

Slide 4 - Quizvraag

Voorbeelden secundaire geslachtskenmerken?
A
Haargroei
B
Puber
C
Ziekten
D
Spierontwikkeling

Slide 5 - Quizvraag

Sleepvraag: sleep de woordjes naar primair of secundair
Primaire geslachtskenmerken
Secundaire geslachtskenmerken
vagina
schaamlippen
penis
balzak
groei lichaamshaar
borstgroei
groei spieren
productie geslachtscellen
snelle groei

Slide 6 - Sleepvraag

Wat doet de prostaat?
A
Bewaart zaadcellen
B
Voegt vocht toe aan de zaadcellen
C
Maakt zaadcellen
D
Maakt de penis stijf

Slide 7 - Quizvraag

Met welk nummer is het deel aangegeven dat de penis in erectie brengt?
A
1
B
2
C
3
D
7

Slide 8 - Quizvraag

onderdeel van de penis dat vocht voor de sperma kan maken
A
Eikel
B
Balzak
C
Zwellichamen
D
eikel

Slide 9 - Quizvraag

sleepvraag: sleep de woorden naar de juiste getallen
Zaadleider
Urineblaas
Zaadblaasje
Prostaat
Zwellichaam
Penis
Bijbal
Zaadbal
Balzak
Urinebuis
Eikel
Voorhuid

Slide 10 - Sleepvraag

Dit deel van het mannelijk geslachtsorgaan slaat de spermacellen tijdelijk op
A
Teelballen
B
Bijballen
C
Zaadblaasjes
D
Zwellichamen

Slide 11 - Quizvraag

Waardoor veroorzaakt een gesteriliseerde man geen zwangerschappen meer?
A
heeft geen ballen meer
B
heeft geen penis meer
C
urinebuis is afgesloten
D
zaadleider is afgesloten

Slide 12 - Quizvraag

Waar in het vrouwelijk geslachtsorgaan kan het eitje worden bevrucht door een zaadcel?
A
eierstok
B
eileider
C
baarmoeder
D
zaadleider

Slide 13 - Quizvraag


Wat is nummer 5
A
Vagina
B
Eierstok
C
Eileider
D
Urineblaas

Slide 14 - Quizvraag

Hierin ontwikkelt een embryo zich
A
eileider
B
baarmoeder
C
vagina
D
eierstok

Slide 15 - Quizvraag


Waarin worden de eicellen rijp?
A
Eileider
B
Baarmoeder
C
Eierstok
D
Vagina

Slide 16 - Quizvraag

Waar komen zaadcellen de eicel tegen?
A
in de baarmoeder
B
in een eileider
C
in de vagina

Slide 17 - Quizvraag

eierstokken
De eileider
de baarmoeder
maagdenvlies
clitoris
Hier worden de eicellen gemaakt
Vervoert rijpe eicel richting baarmoeder
Hierin groeit het ongeboren kindje
randje slijmvlies aan begin van vagina
Gevoelig voor seksuele prikkels

Slide 18 - Sleepvraag

Rond welke dag vindt de ovulatie plaats tijdens de menstruatiecyclus?
A
0
B
4
C
14
D
28

Slide 19 - Quizvraag


wat gebeurt er tijdens dag
1 t/m 5
A
ovulatie
B
innesteling
C
menstruatie
D
bevalling

Slide 20 - Quizvraag

Hoe heet het vrijkomen van de eicel uit de eierstok?
A
bevruchting
B
ongesteldheid
C
ovulatie
D
vruchtbaarheid

Slide 21 - Quizvraag

Tekst
Tekst
Tekst
Te
teelballen
zaadleiders
de prostaat
bijballen
zaadblaasjes
hier worden zaadcellen gemaakt
opslagplaats voor zaadcellen
zorgen voor het vervoer van zaadcellen
voegen vocht toe aan de zaadcellen
voegt vocht en voedingsstoffen toe aan zaadcellen

Slide 22 - Sleepvraag

1. Waar in het lichaam van de vrouw vindt de bevruchting van de eicel plaats? 2. En waar vindt de innesteling plaats?
A
1. eierstok 2. eileider
B
1. eierstok 2. baarmoeder
C
1. eileider 2. baarmoeder
D
1. baarmoeder 2. baarmoeder

Slide 23 - Quizvraag

Wat is de volgorde van de bevalling?
A
ontsluiting - uitdrijving - nageboorte
B
uitdrijving - ontsluiting - nageboorte
C
ontsluiting - nageboorte - uitdrijving
D
uitdrijving - nageboorte - ontsluiting

Slide 24 - Quizvraag

Hoeveel zaadcellen en eicellen zijn er betrokken bij het ontstaan van een eeneiige tweeling?
A
1 zaadcel en 1 eicel
B
1 zaadcel en 2 eicellen
C
2 zaadcellen en 1 eicel
D
2 zaadcellen en 2 eicellen

Slide 25 - Quizvraag

sleepvraag: sleep de woorden naar de juiste plek in de afbeelding

zaad
beginsel

stempel

eicel

vrucht
beginsel

bloem
bodem

stijl

Slide 26 - Sleepvraag

Timo vraagt zich af of de populier zich
geslachtelijk voortplant.
 Is uit bovenstaande beschrijving van Timo af
te leiden of de populier zich geslachtelijk kan
voortplanten?Leg je antwoord uit.

Slide 27 - Open vraag

Zwarte populieren hebben windbestuiving.
 Noteer een kenmerk van bloemen met windbestuiving.

Slide 28 - Open vraag

Uit knoppen aan de wortels van een zwarte populier kunnen nieuwe zwarte populieren groeien.
Een bioloog wil van een groepje van vier zwarte populieren bepalen of ze uit aparte zaden opgegroeid zijn, of uit de wortels van één boom. Hij onderzoekt daarvoor het DNA van elke boom. Uit het resultaat trekt hij de conclusie dat de bomen uit één boom zijn ontstaan.
 Leg uit wat het resultaat van het DNA-onderzoek was.

Slide 29 - Open vraag

De komende vragen gaan over kruiden
De volgende vraag gaat over deze informatie

Slide 30 - Tekstslide

Heeft er vóór de oogst van kruidnagels bevruchting plaatsgevonden in de bloemen van de kruidnagelboom?
En heeft er vóór de oogst van de bessen bevruchting plaatsgevonden in de bloemen van de peperplant?
A
in geen van beide
B
alleen in de bloemen van de kruidnagelboom
C
alleen in de bloemen van de peperplant
D
in allebei de bloemen

Slide 31 - Quizvraag

Deze vragen gaan niet meer over kruiden

Slide 32 - Tekstslide

In de afbeelding hieronder zie je een doorsnede
van de stamper van een kersenbloem.
Heeft bij deze bloem bestuiving plaatsgevonden?
En heeft er bevruchting
plaatsgevonden?
A
geen van beide
B
alleen bestuiving
C
alleen bevruchting
D
geen van beide

Slide 33 - Quizvraag

deze informatie is voor de komende twee vragen

Slide 34 - Tekstslide

Hoe heet het deel van een vrouwelijke bloem waaruit een banaan groeit?

Slide 35 - Open vraag

In de afbeelding zie je een bloem van een grasplant.
Omdat bijen niet op dit type bloem afvliegen,
bestaat er ook geen honing
van deze plantensoort.
 Leg uit waarom bijen niet op dit type bloem afvliegen.

Slide 36 - Open vraag

einde oefentoets h10
check dat je alle vragen heb gemaakt
sla op
klik op lever in
en ga even iets voor jezelf doen

Slide 37 - Tekstslide