Twents Carmel College

1.3 De prijzen rijzen de pan uit!

1.3 De prijzen rijzen de pan uit!
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 7 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Introductie

Je leert in deze les dat je je kunt verzekeren tegen de financiële gevolgen van een schade. Je leert wat een premie is, en wat het eigen risico daar voor invloed op heeft.

Onderdelen in deze les

1.3 De prijzen rijzen de pan uit!

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen 1.3
  • Wat is inflatie?
  • Hoe word je koopkracht groter of kleiner?
  • Welke oorzaken zijn er voor inflatie?

Slide 2 - Tekstslide

koopkracht

Slide 3 - Woordweb

Slide 4 - Video

Koopkracht
De hoeveelheid goederen en diensten die je kunt kopen met je geld.

Je koopkracht hangt af van:
  • je inkomsten
  • de prijzen

Slide 5 - Tekstslide

Inflatie

Slide 6 - Tekstslide

Inflatie (CPI)

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Prijscompensatie
Nominaal inkomen: Inkomen waarbij je geen rekening houdt met inflatie.

Reëel inkomen: Inkomen waarbij je wel rekening houdt met inflatie.

Reëel inkomen = Nominaal inkomen - Inflatie

Positief = Koopkracht stijgt
Negatief = Koopkracht daalt

Slide 9 - Tekstslide

Loon-prijsspiraal

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

ECB
De Europese Centrale Bank 
  • let er op dat de euro zijn waarde behoudt.
  • stelt de hoogte van de rente vast die banken moeten betalen als ze geld van de ECB lenen
  • brengt eurobiljetten in omloop

Slide 12 - Tekstslide

Wat is koopkracht?
A
Hoeveel geld je hebt.
B
De hoeveelheid producten en diensten die je kunt kopen.
C
De hoeveelheid goederen die je kunt kopen.
D
Hoeveel euro's je kunt uitgeven.

Slide 13 - Quizvraag

Door inflatie stijgt de koopkracht van geld
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Door de inflatie kan ik...
A
meer besteden
B
minder besteden

Slide 15 - Quizvraag

Het stijgen van de prijzen van goederen en diensten noemen we ...
A
inflatie
B
deflatie

Slide 16 - Quizvraag

Inflatie is dat geld:
A
Meer waard wordt
B
Minder waard wordt

Slide 17 - Quizvraag

Geef een voorbeeld waarmee het begrip "inflatie" duidelijk wordt.

Slide 18 - Open vraag


Hoe heet de economische ontwikkeling
die je in de bron ziet?
Gebruik de bron
A
(hyper)inflatie
B
beurskrach
C
crisis
D
wederopbouw

Slide 19 - Quizvraag

Welke organisatie zorgt ervoor dat de inflatie beperkt blijft?
A
Centraal bureau voor de statistiek (CBS)
B
Europese Centrale Bank (ECB)
C
De overheid
D
Centraal Plan Bureau (CPB)

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

Welke uitspraak is onjuist als je
A
De koopkracht is gestegen
B
Het nominaal inkomen is gestegen
C
Er is sprake van prijscompensatie
D
Het reëel inkomen is gedaald

Slide 22 - Quizvraag

Wat is inflatie?

Slide 23 - Open vraag

Hoe word je koopkracht groter of kleiner?

Slide 24 - Open vraag

Welke oorzaken zijn er voor inflatie?

Slide 25 - Open vraag

Stijging inkomen in % - inflatie in % = ....
A
reëel inkomen
B
nominaal inkomen
C
modaal inkomen
D
duurzaam inkomen

Slide 26 - Quizvraag

De inflatie is 0,5%
Je nominale loon stijgt met 1,2%
Hoeveel % verandert je koopkracht?
A
0,5%
B
1,2%
C
1,7%
D
0,7%

Slide 27 - Quizvraag

Slide 28 - Video

Extra uitleg

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

Slide 31 - Video

Slide 32 - Video