Twents Carmel College

1 - Hoofdstuk 2 Agrarische producten selecteren en verpakken - Zoek de verschillen

  • • Je kunt vertellen welke eisen consumenten stellen aan agrarische producten.
  • • Je kunt twee verschillen noemen tussen agrarische producten en producten uit de fabriek.
  • • Je kunt vijf kenmerken noemen waarop agrarische producten van elkaar kunnen verschillen.


 
 

Tussen productie en verkoop  
Hoofdstuk 2 - Hoofdstuk 2 Agrarische producten selecteren en verpakken 
- Zoek de verschillen
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
Tussen productie en verkoopMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3,4

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

  • • Je kunt vertellen welke eisen consumenten stellen aan agrarische producten.
  • • Je kunt twee verschillen noemen tussen agrarische producten en producten uit de fabriek.
  • • Je kunt vijf kenmerken noemen waarop agrarische producten van elkaar kunnen verschillen.


 
 

Tussen productie en verkoop  
Hoofdstuk 2 - Hoofdstuk 2 Agrarische producten selecteren en verpakken 
- Zoek de verschillen

Slide 1 - Tekstslide

Inleiding
Op de groenteafdeling kunnen mensen zelf hun groente en fruit pakken. De meeste mensen doen dat niet zo maar. Ze pakken het op, bekijken het, voelen het en ruiken er soms aan. Ze willen wortels in de vorm van een wortel, appels zonder bruine plekken en sla die niet verlept is. Bij zuivel letten ze op de datum. En bij vlees en vis zoeken ze de mooiste stukken uit. 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Bijzondere producten 
Producenten van agrarische producten hebben een bijzonder vak: ze produceren natuurproducten. Dat heeft twee belangrijke gevolgen.

1. Geen twee producten zijn hetzelfde. Elke appel is weer net wat anders dan een andere appel. De ene narcis is net wat langer dan de andere. Dat is bij boeken, smartphones of paperclips wel anders. Je zou raar opkijken als elke paperclip uit een doosje net een iets andere vorm of maat had.

2. Veel natuurproducten zijn maar een paar dagen of weken houdbaar. Denk aan melk, vis of kropsla. Dat betekent dat ze snel en zorgvuldig vervoerd moeten worden van de producent naar de winkel. Vergeleken daarmee heeft een paperclipfabrikant het maar makkelijk. De paperclips die ze vandaag maken kunnen ze over honderd jaar nog steeds verkopen.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Allemaal anders
  • Agrarische producten van een zelfde soort zijn dus allemaal anders. De belangrijkste kenmerken waarop ze verschillen zijn:
  • De ontwikkelingsfase: elk product heeft een periode waarin het op zijn best is. Rijp fruit, verse vis, bloemen die nog net in de knop zitten.
  • Uiterlijkduct: consumenten beoordelen producten op vorm en kleur. Ze willen rode tomaten en rechte komkommers.
  • Grootte: producten moeten niet te groot of te klein zijn. Maar bij sommige producten is het juist goed dat er verschil is in grootte. Zo kan de consument bijvoorbeeld de broccoli of kamerplant kiezen die bij zijn situatie past.
  • Gewicht: het gewicht hangt samen met de grootte. Bij bijvoorbeeld een pompoen of verse vis willen consumenten een exemplaar met een bepaald gewicht.
  • Afwijkingen: zoals de tomaten in de eerdere afbeelding
  

Slide 6 - Tekstslide

Bewerking
Zijn je grondstoffen in orde? Dan kun je beginnen. Om van een grondstof een eindproduct of halffabricaat te maken, moet je hem meestal bewerken. De grondstof krijgt dan een andere structuur. Door aardappels te koken, worden ze zacht. Als je ze daarna stampt en er melk of water aan toevoegt krijg je puree. Je hebt een rauwe aardappel dus veranderd in puree. Soms krijgt een product ook nog bewerking om te zorgen dat het langer houdbaar blijft. Dit noem je conserveren. Boontjes worden bijvoorbeeld geblancheerd en vervolgens ingevroren. 
  

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Nabewerking
Als je voor jezelf kookt, dan eet je dat meestal meteen op. Als je iets bereidt wat niet meteen wordt opgegeten, moet je het op de juiste manier bewaren. Dek het product altijd af (met een deksel of folie) en schrijf op een etiket wat erin zit en wanneer je het gemaakt hebt. Ook in de voedingsmiddelenindustrie worden de producten meestal niet dezelfde dag opgegeten, maar eerst nabewerkt: ingepakt, bewaard en getransporteerd. Hoe dat gebeurt, hangt af van het product. Appelmoes wordt verpakt in potten, appelvlaai in een doos. Vla gaat in pakken en wordt gekoeld getransporteerd naar de supermarkt. 

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Opdrachten:

Wat: lees Hoofdstuk 1 Voedingsmiddelen bereiden en bewaren
                  – Zoek de verschillen
Huiswerk: Vragen 1t/m 12 & Test jezelf
Hoe: Helemaal stil! muziek mag in!
Hulp: Geen
Tijd: De resterende tijd
Klaar?: Ga bezig met een ander vak! 

Slide 11 - Tekstslide