Denk daarbij ook aan gebruik van de juiste eenheden!
P=Uβ I
Slide 34 - Tekstslide
Paragraaf 4
Grootheid is 'wat' je meet. Eenheid is 'waarin' je het meet.
Grootheid
symbool
Eenheid
symbool
vermogen
P
watt
W
spanning
U
volt
V
stroomsterkte
I
ampere
A
Slide 35 - Tekstslide
Oefenen
Een oplaadbare batterij levert een spanning van 1.2V. De batterij wordt gebruikt voor een zaklantaarn. De stroomsterkte door de zaklantaarn is 2000 mA.
Bereken het vermogen van de zaklantaarn.
Slide 36 - Tekstslide
Slide 37 - Tekstslide
De juiste formule om het vermogen te berekenen is:
A
spanning+stroomsterkte
B
spanningβstroomsterkte
C
spanningβ stroomsterkte
D
βstroomsterkteββspanningββ
Slide 38 - Quizvraag
De juiste formule is:
A
P=U+I
B
P=UβI
C
P=Uβ I
D
P=βUββIββ
Slide 39 - Quizvraag
Een snoer van 100 kerstlampjes sluit je aan op een adapter die een spanning levert van 12 V. De stroomsterkte is 2 A.' Bereken het vermogen dat de lampjes gebruiken
A
200W
B
24W
C
1200W
D
6W
Slide 40 - Quizvraag
Bereken het vermogen in kiloWatt als het vermogen 250 W is.