Twents Carmel College

GS examen: masterclass bronnen

Masterclass Bronnen
geschiedenis
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3,4

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Masterclass Bronnen
geschiedenis

Slide 1 - Tekstslide

Doel: Hoe interpreteer je bronnen?


Slide 2 - Tekstslide

Historische vaardigheden: wat moet je kunnen?
1- Hoe betrouwbaar is de bron
2- feit en mening
3- soorten bronnen
4- oorzaak en gevolg
5- verandering en continuiteit 
6- is de bron representatief voor die tijd
7- Standplaatsgebondenheid van de bron
8- inleven/mening vormen


Slide 3 - Tekstslide

Hoe  betrouwbaar is de bron? Waar let je op?
  • Persoon: Wie heeft de bron gemaakt?
  • Tijd: Wanneer is de bron gemaakt?
  • Plaats: Waar is de bron gemaakt?
  • Bedoeling: Wat is het doel van de maker?
  • Informatie: Hoe kwam de maker aan de informatie? 







Slide 4 - Tekstslide

Masterclass Bronnen

Slide 5 - Tekstslide

Feit of Mening? 
  • Een feit is iets dat vaststaat, niet kan veranderen.
  • Een mening is iets wat iemand vindt, kan veranderen.

Slide 6 - Tekstslide

Feit of mening?
Het is belangrijk dat iedereen gaat stemmen
A
Feit
B
Mening

Slide 7 - Quizvraag

Welke soorten bronnen zijn er?
  • Beeldbron: plaatje/foto/spotprent/strip
  • Tekstbron
  • geluid

  • gebouwen
  • voorwerpen
  • was de maker erbij of is de bron later door iemand anders gemaakt

Slide 8 - Tekstslide

Oorzaak - Gevolg
  • Oorzaken: direct of indirect
  • Indirect = dingen die al langer spelen

  • Directe = de aanleiding, de  "druppel"

  • Gevolg = resultaat van een gebeurtenis
  • Gevolgen op korte termijn: direct na de gebeurtenis
  • Gevolgen op lange termijn: komen pas later

Slide 9 - Tekstslide

De moord op Franz Ferdinand leidde tot WO I.
Deze moord was de .... voor WO I
A
directe oorzaak
B
indirecte oorzaak

Slide 10 - Quizvraag

Het Verdrag van Versailles zorgde voor veel onvrede bij de Duitse bevolking. Dit was een ....?... oorzaak voor het uitbreken van WO II
A
directe
B
indirecte

Slide 11 - Quizvraag

Verandering of Continuiteit
  • continu = wat steeds doorgaat, hetzelfde blijft
  • continuiteit in de geschiedenis is een situatie die (ongeveer) hetzelde blijft.

Slide 12 - Tekstslide

Is de bron representatief?
  • Geldt de bron voor 1 geval/persoon: niet representatief.
  • Geldt de bron voor een grote groep/meer gevallen: wel representatief

representatief voor deze tijd?
Begin met: wat zie ik?
Je ziet mensen zwaaien naar anderen aan de andere kant van een muur.
is de bron representatief?
Bedenk: welke tijd/gebeurtenis hoort hierbij?
Je ziet dat er een muur gebouwd is: Berlijn 1961

is de bron representatief?
Geldt de gebeurtenis voor 1 persoon of voor een grote groep mensen in Berlijn?
Het afgescheiden worden van familie goldt voor veel mensen in Berlijn in die  tijd
is de bron representatief?
de bron is representatief voor deze tijd in de stad Berlijn.

Slide 13 - Tekstslide

Standplaatsgebondenheid van de bron.
- in welke plaats/land/gebied is de bron gemaakt, achtergrond van de maker (politiek idee, geloof, arm of rijk, leeftijd, beroep)
- een bron is altijd tijd- en plaatsgebonden
- dit onderdeel gebruik je bij het vaststellen van de betrouwbaarheid van de                      bron

Slide 14 - Tekstslide

spotprenten
- een cartoon of spotprent is een humoristische tekening
- de spot wordt gedreven met personen of situaties
- de tekening beeldt de persoon of situatie overdreven uit
- geeft vaak commentaar of kritiek

Slide 15 - Tekstslide

Stappenplan analyseren spotprent
  1. Lees de vraag goed! Wat is de opdracht precies?
  2. lees de titel, onderschrift, toelichting, tekst in de tekening.
  3. Waar gaat het over?  Wie zie je?

  4. In welke tijd speelt dit zich af?
  5. welke symbolen/tekens zie je?
  6. tegenstellingen of overdrijvingen?
  7. bepaal nu de mening of bedoeling van de maker door gebruik te maken van een element uit de bron.



Slide 16 - Tekstslide


stap 1: lees de vraag goed
vraag: Wat wil de maker duidelijk maken?
stap 2: lees wat er bij, onder of naast de bron geschreven staat
stap 3: waar gaat het over/wie zie je?
stap 4: In welke tijd speelt dit zich af?
stap 5: symbolen/tekens?
stap 6: tegenstellingen of overdrijvingen?
stap 7: mening of bedoeling van de maker? Gebruik element uit de bron!

Slide 17 - Tekstslide

symbolen/tekens
je ziet de vlag met hamer en sikkel: symbool voor het communisme

5
titel/tekst?
"No admittance " = geen toegang
|"by order Joe" = in opdracht van Joe
2
opdracht?
Wat is de boodschap van de maker van de bron?
Hoe weet je dat?
Gebruik een bronelement!
1
onderwerp? Personen?
Onderwerp: Het IJzeren Gordijn en de gevolgen ervan
Personen: De man die onder het gordijn wil kijken is Churchill (Gr. Brit.)_
Verder zie je nog mensen die vluchten vanuit het oosten.
3
Tijd? Jaartal?
Het term IJzeren Gordijn werd vlak na WO II gebruikt door Churchill dus het speelt zich af na 1945.
4
tegenstellingen? Overdrijvingen?
De SU zie je achter het IJzeren Gordijn, je ziet donkere wolken, een stad met stinkende fabrieken en een bewaker op de grens (boven). De SU/oostblokkant wordt negatief neergezet hierdoor. Mensen die vluchten naar het westen is ook negatief voor het oosten.
6
mening/boodschap/bedoeling?
De SU ziet hij als een bedreiging: donkere wolken, vluchtende mensen, bewaker.
Het Westen wil graag weten wat er gebeurt: Churchill probeert stiekem onder het Gordijn door te kijken om erachter te komen wat de Sovjets allemaal aan het doen zijn.
7

Slide 18 - Tekstslide

probeer het nu eens helemaal zelf....!
opdracht: wat is de mening van de maker van de spotprent OF wat is de boodschap?
=> volg het stappenplan!

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

1- Wat zie je en/of welke tekst zie je?
2- Wie zie je?
3- Welke tijd of jaartal?
4- symbolen of handeling?
5- tegenstelling of overdrijving?
6 Mening tekenaar + bronelement

Slide 21 - Open vraag

Slide 22 - Tekstslide

1- Wat zie je en/of welke tekst zie je?
2- Wie zie je?
3- Welke tijd of jaartal?
4- symbolen of handeling?
5- tegenstelling of overdrijving?
6 Mening tekenaar + bronelement

Slide 23 - Open vraag

Slide 24 - Tekstslide

1- Wat zie je en/of welke tekst zie je?
2- Wie zie je?
3- Welke tijd of jaartal?
4- symbolen of handeling?
5- tegenstelling of overdrijving?
6 Mening tekenaar + bronelement

Slide 25 - Open vraag

Slide 26 - Tekstslide

1- Wat zie je en/of welke tekst zie je?
2- Wie zie je?
3- Welke tijd of jaartal?
4- symbolen of handeling?
5- tegenstelling of overdrijving?
6 Mening tekenaar + bronelement

Slide 27 - Open vraag

Slide 28 - Tekstslide

1- Wat zie je en/of welke tekst zie je?
2- Wie zie je?
3- Welke tijd of jaartal?
4- symbolen of handeling?
5- tegenstelling of overdrijving?
6 Mening tekenaar + bronelement

Slide 29 - Open vraag

Slide 30 - Tekstslide

1- Wat zie je en/of welke tekst zie je?
2- Wie zie je?
3- Welke tijd of jaartal?
4- symbolen of handeling?
5- tegenstelling of overdrijving?
6 Mening tekenaar + bronelement

Slide 31 - Open vraag

Slide 32 - Tekstslide

1- Wat zie je en/of welke tekst zie je?
2- Wie zie je?
3- Welke tijd of jaartal?
4- symbolen of handeling?
5- tegenstelling of overdrijving?
6 Mening tekenaar + bronelement

Slide 33 - Open vraag

Slide 34 - Tekstslide

1- Wat zie je en/of welke tekst zie je?
2- Wie zie je?
3- Welke tijd of jaartal?
4- symbolen of handeling?
5- tegenstelling of overdrijving?
6 Mening tekenaar + bronelement

Slide 35 - Open vraag

extra materiaaal:

herhaling uitleg dmv filmpjes....

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Video

Slide 38 - Video