Twents Carmel College

Sterke werkwoorden (e/i/ie) Wechsel

Sterke werkwoorden in het Duits
Sterke werkwoorden met een
 -e- in de stam
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3,4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Sterke werkwoorden in het Duits
Sterke werkwoorden met een
 -e- in de stam

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een sterk werkwoord?
Hoe herken je een sterk (onregelmatig werkwoord)

Slide 2 - Open vraag

Wat is een sterk werkwoord?
A
regnen
B
schlafen
C
reisen

Slide 3 - Quizvraag

Welk werkwoord is geen sterk werkwoord?
A
laufen
B
gehen
C
lachen
D
schlafen

Slide 4 - Quizvraag

Wat is een sterk werkwoord?

Een sterk werkwoord krijgt in de verleden tijd een andere stamklinker.

Duits en Nederlands lijken zo veel op elkaar dat als het werkwoord in het Nederlands sterk is dat het dan in het Duits ook vaak sterk is.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Sterke werkwoorden ( i / ie )

Bij de du-vorm en de er/sie/es-vorm verandert de lange klinker in een ie en de korte klinker in een i



Slide 7 - Tekstslide

jij ziet (sehen)
A
du siehst
B
du sehst
C
du sihst

Slide 8 - Quizvraag

u leest (lesen)
A
Sie liest
B
Sie lezen
C
Sie lehst
D
Sie lesen

Slide 9 - Quizvraag

zij leest (lesen)
A
sie lest
B
sie list
C
sie liest
D
sie lesen

Slide 10 - Quizvraag

jij helpt (helfen)

Slide 11 - Open vraag

jullie helpen (helfen)

Slide 12 - Open vraag

ik eet (essen)

Slide 13 - Open vraag

jij eet (essen)

Slide 14 - Open vraag

jullie eten (essen)

Slide 15 - Open vraag

Hij vergeet zijn boek. (vergessen)

Slide 16 - Open vraag

Bij welke personen vindt er een E/I-Wechsel plaats?
A
ich, du, er, sie
B
du, er, sie, es
C
er, sie, es, wir
D
ich, du, wir, ihr

Slide 17 - Quizvraag

e/i Wechsel vindt plaats:
A
bij sterke èn zwakke werkwoorden
B
bij zwakke werkwoorden met een e of a in de stam
C
bij sterke werkwoorden in de voltooide tijd
D
bij sterke werkwoorden in de tegenwoordige tijd

Slide 18 - Quizvraag

Stappenplan e/i-Wechsel
1.Is het werkwoord zwak of sterk?    
 (Als het zwak is, krijg je GEEN e-i Wechsel!)
2.Staat er een vorm van du of er/es/sie voor?
(Alleen bij du of er/es/sie kun je e-i wechsel krijgen!)
3.Staat er een lange of een korte e in de stam?
        (bij lange e krijg je ie, bij korte e krijg je i)
4.vul dan de juiste vorm in van het werkwoord.

Slide 19 - Tekstslide

Ik kan de e / i - Wechsel bij sterke werkwoorden correct toepassen

Slide 20 - Poll