Twents Carmel College

H1 + H2 + H3 herhaling

Herhaling secretarieel H1, H2, H3
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
Economie & OndernemenMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Herhaling secretarieel H1, H2, H3

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdstuk 1

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is communicatie?

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welke vorm van communicatie gebruiken we geen woorden?

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Verbale communicatie is schriftelijk en mondeling en non-verbale communicatie is met gebaren
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noemen we het als iemand de boodschap niet begrijpt of anders reageert op de boodschap dan verwacht?

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Als je naar de televisie kijkt, welke vorm van communicatie is dit dan? Een of tweezijdig?

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Je bent aan het appen met je vriend/ vriendin, welke vorm van communicatie is dit?

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdstuk 2

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het doel van bedrijven die onder de marktsector vallen?

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Marktsector
= Alle bedrijven die winst willen maken.
               3 sectoren


Collectieve sector
Bedrijven en instellingen die geen winst hoeven te maken, omdat ze betaald worden uit belastinggeld. 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een restaurant. Hoort dat bij de collectieve sector of particuliere sector?
A
Collectieve sector
B
Particuliere sector

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noem het schema hiernaast?

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Benoem de drie verschillende marktsectoren

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Op de frontoffice heb je geen direct contact met klanten en bij de backoffice wel
A
Juist
B
onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent articuleren?

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is intonatie?
A
Woorden duidelijk uitspreken.
B
Voorstelling die je van jezelf hebt.
C
Toonhoogte waarop je iets zegt.
D
Dat je ergens een beeld bij hebt.

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdstuk 3

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Telefoneren doen we allemaal
Informeel gesprek = vindt meestal plaats met een goede bekende en kan over van alles gaan. Je spreekt de ander meestal aan met ‘je’ of ‘jij’.

Formeel gesprek = een zakelijk telefoongesprek. In een formeel gesprek, dat vaak wordt gevoerd met een onbekende, is het gebruikelijk om de ander met ‘u’ aan te spreken.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is informeel taalgebruik?
A
Taal gebruiken die je met je baas spreekt
B
Praten met bijvoorbeeld u, en nette woorden
C
Praten op een correcte manier.
D
Taal gebruiken zoals je gewend bent met familie of vrienden onder elkaar

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe goed ken jij het telefoonalfabet?
A
H = Hendrik, I = Isa, J = Jan, K= Karel, L = Lodewijk
B
A = Anton, B = Bernard, C = Cornelis, D = Dirk
C
N = Nico, O = Otto, P = Peter, Q= Quotiënt, R = Rudolf
D
S = Simon, T= Theo, U = Utrecht, V = Victor, W= Willem

Slide 22 - Quizvraag

I = Isaak/ Izaak
P = Pieter 
Wat is een controlevraag?

Slide 23 - Open vraag

Vóór je het gesprek afsluit, stel je nog een controlevraag. Daarmee controleer je of de vraag van de beller voldoende is beantwoord. Je kunt ook vragen of de beller nog iets anders wil vragen. Dat is klantvriendelijk.
Voorbeelden van controlevragen:
“Weet u nu voldoende over de verschillende tenten die we verhuren?”
“Dus we kunnen de bestelling volgende week vrijdag verwachten?”
“Kan ik u nog ergens mee helpen