Twents Carmel College

Hoofdstuk 7 'ademen en eten'

De nieren en de urineblaas horen bij hetzelfde orgaanstelsel
A
juist
B
onjuist
1 / 34
volgende
Slide 1: Quizvraag
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

De nieren en de urineblaas horen bij hetzelfde orgaanstelsel
A
juist
B
onjuist

Slide 1 - Quizvraag

De lever en de dikke darm behoren tot hetzelfde orgaanstelsel?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 2 - Quizvraag

De alvleesklier en de dikke darm behoren bij hetzelfde orgaanstelsel.
A
juist
B
onjuist

Slide 3 - Quizvraag

Een orgaan bestaat uit verschillende soorten weefsels
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Als je door een rietje uitademt in helder kalk water wordt de vloeistof troebel door de koolstofdioxide.
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Om verbranding mogelijk te maken zijn verschillende orgaanstelsels nodig. Waarom is het verteringstelsel nodig?
A
Voor de opname van zuurstof in het bloed
B
Voor het vervoeren van zuurstof door het lichaam
C
Voor de opnamen van glucose in het bloed

Slide 6 - Quizvraag

Om verbranding mogelijk te maken zijn verschillende orgaanstelsels nodig. Waarom is het bloedvatenstelsel nodig?
A
Om zuurstof op te nemen in het bloed
B
Om glucose op te nemen in het bloed
C
om glucose en zuurstof te voeren door heel je lichaam

Slide 7 - Quizvraag

Bij de verbranding ontstaan afvalstoffen. Eén daarvan is water. Welke ander afvalstof ontstaat er bij de verbranding?

Slide 8 - Open vraag

Het lichaam raakt door drie verschillende organen water kwijt. Welke drie zijn dat?
A
nieren, lever, longen
B
nieren, longen, huid
C
longen, lever, huid

Slide 9 - Quizvraag

Door welk orgaan raakt je lichaam koolstofdioxide kwijt?
A
nieren
B
lever
C
longen
D
huid

Slide 10 - Quizvraag

Hoe heten de hormonen die door de alvleesklier worden gemaakt en het glucosegehalte van het bloed regelen?
A
adrenaline en glucagon
B
insuline en adrenaline
C
glucagon en insuline

Slide 11 - Quizvraag

Joep doet een uitspraak over de bloedsuikerspiegel.
Joep zegt: Als je schrikt maakt je bijnieren het hormoon adrenaline aan. Adrenaline in je bloed zit, zorgt dit ervoor dat glycogeen in de spieren en lever wordt omgezet in glucose. De glucose wordt vervolgens afgegeven aan het bloed en het glucosegehalte in het bloed stijgt hierdoor.
Heeft joep gelijk?
A
Ja, hij heeft gelijk.
B
nee, hij heeft niet gelijk.

Slide 12 - Quizvraag

Emma doet een uitspraak over de bloedsuikerspiegel.
Emma zegt: Als er veel glucose in het bloed zit maakt de alvleesklier insuline. Het overtollige glucose in het bloed wordt dan opgeslagen als glycogeen in de lever en in de spieren. Het glucosegehalte in het bloed daalt hierdoor.
Heeft Emma gelijk?
A
Ja, ze heeft gelijk
B
nee, ze heeft niet gelijk.

Slide 13 - Quizvraag

Zet in de juiste volgorde bij een buikademhaling (inademen)

1 De longen worden groter
2 De lucht stroomt naar binnen
3 Het middenrif beweegt omlaag (en de buikwand naar voren)
4 De borstholte wordt groter

A
1 -2 - 3 - 4
B
2 - 3 - 4 - 1
C
3- 4 - 1 - 2
D
3- 4 - 2 - 1

Slide 14 - Quizvraag

In de luchtpijp van de mens bevinden zich trilhaarcellen. Wat is de functie van deze trilhaarcellen?
A
Het verwarmen en bevochtigen van de ingeademde lucht
B
Het transporteren van slijm met daaraan vastgekleefde stofdeeltjes en ziekteverwekkers
C
het vernietigen van ingeademde stofdeeltjes en ziekte verwekkers.

Slide 15 - Quizvraag

Welk van de antwoorden klopt bij het plaatje van het longblaasje?
A
1= zuurstofrijk bloed Q= zuurstof
B
1=zuurstofarm bloed P=zuurstof
C
1=zuurstofrijk bloed P= zuurstof
D
1=zuurstofarm bloed Q= zuurstof

Slide 16 - Quizvraag

Welk van de antwoorden klopt bij het plaatje van het longblaasje?
A
3= koolstofdioxide rijk bloed Q= zuurstof
B
3= koolstofdioxide arm bloed P=zuurstof
C
3= koolstofdioxide rijk bloed P= zuurstof
D
3= koolstofdioxide arm bloed Q= zuurstof

Slide 17 - Quizvraag

Ademhalingstelsel
  1. Neusholte
  2. Mondholte
  3. Keelholte
  4. Strottenhoofd
  5. Luchtpijp
  6. Longen
  7. Bronchiën
  8. Longblaasjes

Slide 18 - Tekstslide


De cassaveknollen van boer Winston worden verwerkt tot chips. In de tabel hiernaast staan de voedingswaarden van cassavechips per 100 gram. 
Eén gram koolhydraten levert 16,8 kJ energie.
Hoeveel energie bevatten de koolhydraten één zak cassavechips van 225 gram?
A
1130,6
B
2543,5
C
25435
D
63504

Slide 19 - Quizvraag


De cassaveknollen van boer Winston worden verwerkt tot chips. In de tabel hiernaast staan de voedingswaarden van cassavechips per 100 gram. 
Eén gram vet levert  37,8 kJ energie.
Laat met een berekening zien hoeveel procent van de energie in 100 gram cassavechips afkomstig is van vet. Rond je antwoord af op één decimaal.
A
18,7 procent
B
28,7 procent
C
38,7 procent
D
48,7 procent

Slide 20 - Quizvraag

Wat zijn de functies
van de maag?

A
Verteren van eiwitten en doden van bacteriën en schimmels
B
verteren van koolhydraten en doden van bacteriën en schimmels
C
Verteren van vetten, eiwitten en koolhydraten

Slide 21 - Quizvraag

Het Verteringstelsel

Slide 22 - Tekstslide

Op een voedingswaarde tabel lees je dat er calcium in yoghurt zit. Tot welke groep voedingstoffen behoort calcium?
A
koolhydraten
B
eiwitten
C
vitamine
D
mineralen

Slide 23 - Quizvraag

Je ziet hiernaast de voedingswaarde van 100 gram cassavechips. Wat zijn de energierijke stoffen in dit voedingsmiddel?
A
zout en vetten
B
vetten en koolhydraten
C
zout en koolhydraten

Slide 24 - Quizvraag

De mondholte
Achter in de mondholte zit de huig. De huig heeft een functie bij het slikken.
Wat is de functie van de huig bij het slikken?
A
De huig sluit bij het slikken de luchtpijp af
B
De huig sluit bij het slikken de neusholte af
C
De huig sluit bij het slikken de slokdarm af
D
De huig sluit alles af bij het slikken

Slide 25 - Quizvraag


Wat is de optimum temperatuur van enzym Y?
A
10 °C
B
30 °C
C
35 °C
D
43 °C

Slide 26 - Quizvraag

Hoe heet het orgaan dat de meeste verteerde voedingsstoffen opneemt in het bloed?

Slide 27 - Open vraag

water, mineralen en vitaminen worden opgenomen zonder dat ze eerst verteerd worden. Waarom worden deze groepen voedingstoffen niet verteerd?

Slide 28 - Open vraag

Bij diarree werkt een orgaan van je verteringsstelsel niet goed, waardoor er geen vocht uit je ontlasting wordt gehaald. Hoe heet dit orgaan?
A
alvleesklier
B
dikke darm
C
dunne darm
D
twaalfvingerige darm

Slide 29 - Quizvraag

Van welke voedingstoffen begint de vertering in de mond door speeksel?
A
koolhydraten
B
eiwitten
C
vetten

Slide 30 - Quizvraag

Welk ademhalingsorganen heeft een reptiel zoals een krokodil?

Slide 31 - Open vraag

Welk ademhalingsorganen heeft een insect zoals een bij?

Slide 32 - Open vraag

Welk ademhalingsorganen heeft een volwassen kikker?

Slide 33 - Open vraag

Welk ademhalingsorganen heeft een kikkervisje?
A
huid en longen
B
huid en kieuwen

Slide 34 - Quizvraag