In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Extra rekenopdrachten H10-H11
Zelfstandig aan het werk met de opdrachten
Bespreken van de opdrachten
bonus vragen
Slide 1 - Tekstslide
1. Een auto legt 25 meter af in 3 seconden.
Wat is de snelheid van de auto? Laat de berekening zien.
Gevraagd: v = ? m/s
Gegevens: s = 25 m ; t = 3 s
Formule: v = s : t
Berekening: v= 25 : 3 = 8,33
Antwoord: Dus de snelheid van de auto is 8,3 m/s
Slide 2 - Tekstslide
2. Alice van Alst heeft zaterdagmiddag een marathon van 50 ronden geschaatst, een ronde op de ijsbaan is 400 meter lang. De marathon duurde 30 min en 50 seconden.
a) Wat was de gemiddelde snelheid in m/s?
gevr/geg: v = ? m/s ; t = 30 min en 50 s = 1850 s ; s = 50 x 400 = 20000 m (= 20 km)
Formule/uitwerking: v = s : t = 20000 : 1850 = 10,810 m/s
antwoord: de gemiddelde snelheid is 10,8 m/s
b) Wat was de gemiddelde snelheid in km/h?
Uitwerking: 10,8 m/s x 3,6 = 38,918 km/h
Antwoord: De gemiddelde snelheid is 38,9 km/h
c) Wat was de gemiddelde ronde tijd?
gevraagd: t = ? s
Formule/uitwerking: t = s : v = 400 : 10,810 = 37 s
Antwoord: De gemiddelde ronde tijd is 37 seconden
Slide 3 - Tekstslide
3. Welke soort beweging wordt weergegeven in grafiek A hieronder?
Dit is een eenparige constante beweging
Slide 4 - Tekstslide
4. Een éénparig versnelde beweging heeft een beginsnelheid van 1 m/s is en de snelheid na 4 seconden is de snelheid 4 m/s.
Wat is de gemiddelde snelheid van de versnelde beweging?
Gevraagd: vgem = ? m/s
Gegevens: vb = 1 m/s ; ve = 4 m/s
Formule: vgem = (vb + ve) / 2
Uitwerking: vgem = (1 + 4 ) / 2 = 5 : 2 = 2,5 m/s
Antwoord: De gemiddelde snelheid is 2,5 m/s
Slide 5 - Tekstslide
5. In de tabel hieronder zie de gegevens van een andere beweging.
a. Van welke soort beweging is hier sprake?
Hier is sprake van een eenparige versnelde beweging
c. Wat kun je zeggen over de voortstuwende en tegenwerkende krachten?
De voortstuwende kracht is groter dan de tegenwerkende krachten samen, hierdoor beweegt het voorwerp versneld.
tijd (s)
0
0,2
0,4
0,6
1,0
Snelheid m/s
0
1,5
3,0
4,5
7,5
Slide 6 - Tekstslide
Planning
Maandag SO (H2, H3, H10 en H11) (open boek)
Dinsdag bespreking SO
Donderdag extra vragen / opgaven
Vrijdag PTA (H2, H3, H10 en H11)
Slide 7 - Tekstslide
Je ziet een stroboscopische foto van een rollende bal. De stroboscoop gaf om de 0,1 s een flits. Hoeveel tijd is er verstreken?
A
7 s
B
8 s
C
0,7 s
D
0,8 s
Slide 8 - Quizvraag
Stel een stroboscopische lamp flitst 20 keer in 3 seconden. Hoeveel seconde zit er dan tussen iedere flits in?
A
6,66 seconde
B
0,30 seconde
C
0,15 seconde
D
0,20 seconde
Slide 9 - Quizvraag
Hoe groot is de reactietijd?
A
24 s
B
0,7 s
C
4,0 s
D
4,7 s
Slide 10 - Quizvraag
Een auto rijdt op de snelweg (130 km/h dus 36,1 m/s). De auto moet plotseling stoppen voor een file. De reactietijd van de bestuurder is 0,3 seconde. Het remmen duurt 6,8 seconde. Bereken de reactie afstand van de auto.
Slide 11 - Open vraag
Harrie (75 kg) Gaat op een skateboard de heuvel af. beneden is zijn snelheid 10 m/s. Bereken zijn kinetische energie
Slide 12 - Open vraag
Een bal van 1,5 kg wordt van 5 meter hoogte losgelaten. Hoe groot is de zwaarte energie vlak voor de bal valt.