Twents Carmel College

Herhaling H2 Wat voor consument ben jij?

H2 Wat voor consument ben jij?
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H2 Wat voor consument ben jij?

Slide 1 - Tekstslide

Consumentenorganisaties
= komen op voor de belangen van de consument

Ze doen dat door:

1. Informatie over producten te geven;
2. Informatie te geven over je rechten en plichten als consument;
3. Acties bij fabrikanten of de overheid te voeren. Bijvoorbeeld om de         consument te beschermen tegen te veel suiker.

Slide 2 - Tekstslide

Vergelijkend warenonderzoek
-
-
-
-
Beste koop = beste prijs- kwaliteitsverhouding
Beste uit de test = product komt het beste uit de test, maar zegt nog niks over de prijs.

Slide 3 - Tekstslide

Keurmerk
  • Als dit keurmerk op een product staat, krijgen boeren
in arme landen een eerlijke prijs voor dat product.

  • Dit keurmerk is voor een veilige webshop die eerlijk 
handelt.

  • Producten met dit keurmerk scoren hoog op 
dierenwelzijn.

Slide 4 - Tekstslide

Wetten
  1. Warenwet = staat dat voedsel en andere producten niet gevaarlijk mogen zijn voor je gezondheid of veiligheid.
  2. Wet productaansprakelijkheid = regelt dat de fabrikant aansprakelijk is voor schade die ontstaat doordat zijn product niet goed werkt.
  3. Wet koop op afstand = aankopen via internet, telefoon, krant. Bedenktijd is 14 dagen.
  4. Colportagewet = geldt als je iets koopt aan de deur of op straat. Wel meer dan €50!

Slide 5 - Tekstslide

NVWA & ACM
Nederlandse voedsel- en warenautoriteit (NVWA) = die controleert de veiligheid van voedsel en van consumentenproducten. De NVWA kan boetes geven als bedrijven de wet overtreden.
 
Autoriteit Consument & markt (ACM) = let erop of bedrijven de consument eerlijk behandelen. 

Slide 6 - Tekstslide

Consumer Power
Wanneer veel consumenten samen protesteren of een product masaal niet kopen, kunnen zij ervoor zorgen dat fabrikanten gaan luisteren. Dit noem je consumer power. 

Slide 7 - Tekstslide

Wanneer heb je recht op huurtoeslag?
  1. Als de huur lager is dan €737,14
  2. Als het inkomen lager is dan €31.826
  3. Als het spaargeld minder is dan €30.846

Slide 8 - Tekstslide

Voordelen/ nadelen kopen of huren
Voordelen woning huren:
  • Groot onderhoud aan de woning hoef je niet zelf te betalen. Dat doet de verhuurder.
  • Je kunt makkelijk verhuizen. Je hoeft niet eerst je huis te kopen.
Voordelen woning kopen:
  • Je mag zonder toestemming je woning verbouwen.
  • Je bouwt bezit op, de woning is uiteindelijk van jou.
  • Je hebt kans dat je woning meer waard wordt.

Slide 9 - Tekstslide

Maatschappelijke kosten
= alle nadelen die we als samenleving hebben, bijvoorbeeld van milieuschade. 

Slide 10 - Tekstslide

Broeikaseffect
= opwarming van de aarde door CO2 uitstoot.

Slide 11 - Tekstslide

1. Prijs per standaardhoeveelheid
.
.
.
.
  1. 1,25 : 500 x 250 = €0,63
  2. 2,40 : 220 x 500 = €5,45
Remia ketchup
500 gram
€1,25
Bereken de prijs voor 250 gram
Heinz ketchup
220 gram
€1,40
Bereken de prijs voor 500 gram

Slide 12 - Tekstslide

2. Rekenvraag
Ada verdient €30.000 per jaar. 
Bereken hoeveel procent de 
huur is van zijn inkomen. 

  1. 30.000 / 12 = €2500
  2. 600/ 2500 x 100 = 24%
Aantal kamers: 4
Huur per maand: €600

Slide 13 - Tekstslide

3. Rekenvraag
Tarik wil een huis kopen voor €400.000. 
Hij weet nog €50.000 van de vraagprijs
af te krijgen. Hij sluit een hypotheek af voor 30 jaar tegen een rente van 1,7% per jaar. Hoeveel euro rente moet Tarik na 30 jaar aan rente totaal betalen?

  1. 400.000 - 50.000 = €350.000
  2. 350.000 : 100 x 1,7 = €5.950
  3. €5.950 x 30 = €178.500
Prijs huis:
€400.000

Slide 14 - Tekstslide

4. Rekenvraag
Zonnepanelen kosten €5000 per jaar. Hiermee bespaar je per jaar €300. Bereken hoeveel jaar het duurt voordat je de aanschafprijs hebt terug verdiend door de jaarlijkse besparing. Rond af op hele jaren.

  1. 5000 : 300 = 16,6 -> 17 jaar

Slide 15 - Tekstslide