*Je krijgt 2 boeken 4a en 4b. Deze boeken zijn van jezelf, je mag er dus ook in schrijven. Volgend jaar heb je deze boeken nodig voor het leren van de examenstof.
1 / 88
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4
In deze les zitten 88 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Welkom in VWO 4
Goed dat jullie voor biologie hebben gekozen!!
Wat gaan we dit jaar doen?: 6 thema`s
*Je krijgt 2 boeken 4a en 4b. Deze boeken zijn van jezelf, je mag er dus ook in schrijven. Volgend jaar heb je deze boeken nodig voor het leren van de examenstof.
Slide 1 - Tekstslide
cijfers
Aan het eind van elk thema krijg je een proefwerk, dit telt 2x mee.
Tussendoor krijg je soms een so over een aantal basisstoffen, deze tellen 1x mee.
Je krijgt ook cijfers voor verslagen en biologische tekeningen
Slide 2 - Tekstslide
benodigdheden
boek 4a en 4b
binas
ipad,notebook,laptop (geen mobiel)
schrift voor aantekeningen
potlood HB
gum
lineaal
rekenmachine (niet grafisch!!!!)
Slide 3 - Tekstslide
6 thema`s
inleiding in de biologie
voortplanting
genetica
evolutie
ecologie
mens en milieu
Slide 4 - Tekstslide
Inleiding in de biologie
Biologie voor jou.
Slide 5 - Tekstslide
Digitaal lesmateriaal
via som naar leermiddelen klikken op maxlicentie bvj.
Naam, schoollokatie en klassencode invullen
code: 015141
Slide 6 - Tekstslide
wat kun je met het digitale materiaal?
huiswerk maken en nakijken
lesstof lezen
jezelf versterken door extra opdrachten over onderwerpen die je niet goed beheerst.
flitskaarten om begrippen te oefenen
zelftoets en oefentoets
Slide 7 - Tekstslide
Eerst lachen dan denken
Lees blz 8 en 9 van het boek. Zo krijg je hierbij een opdracht
Slide 8 - Tekstslide
Bedenk in tweetallen een grappig onderzoek en formuleer de onderzoeksvraag.
Slide 9 - Open vraag
bst 1 wat is biologie
organismen
levensverschijnselen
levensloop
levenscyclus
natuurwetenschappen
organisatieniveau`s zie afb 3.
Slide 10 - Tekstslide
Bij welke organismen komt het levenskenmerk uitscheiden voor?
A
Bij alle organismen
B
Alleen bij dieren
C
Alleen bij planten
Slide 11 - Quizvraag
emergente eigenschap
een eigenschap die in het niveau eerder er nog niet was.
bv een emergente eigenschap van het organisme is voortplanten omdat organen zichzelf niet kunnen voortplanten.
Slide 12 - Tekstslide
wat is een goed voorbeeld van een emergente eigenschap van populatie`s
A
sociale interactie
B
lopen
C
voedsel zoeken
D
vliegen
Slide 13 - Quizvraag
bst 2 organen,weefsels en cellen
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
orgaanstelsels bestaan uit organen
organen bestaan uit weefsels
weefsels bestaan uit cellen
cellen bestaan uit organellen (bst 4)
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Een groep cellen met dezelfde bouw en dezelfde functies wordt orgaan genoemd?
A
Juist
B
Onjuist
Slide 20 - Quizvraag
Een orgaan bestaat uit verschillende weefsels.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 21 - Quizvraag
Het ademhalingsstelsel bestaat alleen uit de linker- en rechterlong.
A
juist
B
onjuist
Slide 22 - Quizvraag
bst3 plantaardige en dierlijke cellen
Slide 23 - Tekstslide
Tussencelstof bij planten zijn?
A
celwanden
B
plastiden
C
vacuolen
D
niets
Slide 24 - Quizvraag
Hoe heet deel 1?
A
celmembraan
B
vacuolevocht
C
celwand
D
cytoplasma
Slide 25 - Quizvraag
Hoe heet deel 2?
A
celmembraan
B
vacuolevocht
C
celwand
D
cytoplasma
Slide 26 - Quizvraag
Hoe heet deel 4?
A
celmembraan
B
vacuolevocht
C
celwand
D
cytoplasma
Slide 27 - Quizvraag
Hoe heet deel 8?
A
celmembraan
B
vacuolevocht
C
celwand
D
cytoplasma
Slide 28 - Quizvraag
Hoe heet deel 9?
A
celmembraan
B
celkern
C
celwand
D
cytoplasma
Slide 29 - Quizvraag
Zijn in cel A plastiden aanwezig?
A
nee
B
ja, een soort plastiden
C
ja, twee soorten plastiden
D
ja, drie soorten plastiden
Slide 30 - Quizvraag
Als appels rijp worden, verandert de schil van kleur. Welke verandering in de plastiden is hiervan de oorzaak?
A
bladgroenkorrels zijn overgegaan in kleurstofkorrels
B
bladgroenkorrels zijn overgegaan in zetmeelkorrels
C
kleurstofkorrels zijn overgegaan in zetmeelkorrels
D
zetmeelkorrels zijn overgegaan in kleurstofkorrels.
Slide 31 - Quizvraag
bst 4 celorganellen
Slide 32 - Tekstslide
Slide 33 - Tekstslide
Slide 34 - Tekstslide
Slide 35 - Tekstslide
Slide 36 - Tekstslide
Slide 37 - Tekstslide
Slide 38 - Tekstslide
Slide 39 - Video
Slide 40 - Video
bst 5 transport door membranen
Slide 41 - Tekstslide
Slide 42 - Tekstslide
Slide 43 - Tekstslide
Slide 44 - Tekstslide
Slide 45 - Tekstslide
Slide 46 - Tekstslide
Slide 47 - Tekstslide
Slide 48 - Tekstslide
Slide 49 - Tekstslide
Slide 50 - Tekstslide
Slide 51 - Tekstslide
Slide 52 - Tekstslide
Slide 53 - Tekstslide
bst 6 natuurwetenschappelijk onderzoek
Slide 54 - Tekstslide
Slide 55 - Tekstslide
Slide 56 - Tekstslide
Slide 57 - Tekstslide
Slide 58 - Tekstslide
Onderdelen cellen
schrijf alle organellen op die je weet.
Slide 59 - Tekstslide
Organellen
Celmembraan
Celwand
Cytoplasma
Celkern
Mitochondrium
Ribosomen
ER (endoplasmatisch reticulum)
Slide 60 - Tekstslide
Celkern
Kernmembraan
Kernplasma
Kernporiën
Chromosomen
Kernlichaam
Slide 61 - Tekstslide
Celmembraan
Fosfolipiden
Eiwitten
Transporteiwitten
Koolhydraten
Slide 62 - Tekstslide
Slide 63 - Tekstslide
In de herfst verkleuren de bladeren van loofbomen. Een leerling merkt op dat de bladeren van een linde waarop het licht van een lantaarn valt langer groen blijven dan de bladeren van dezelfde boom die niet door de lantaarn worden beschenen. De leerling meent dat het langer groen blijven van de bladeren wordt veroorzaakt doordat deze bladeren langer licht ontvangen dan de overige bladeren. Is deze mening een conclusie, onderzoeksvraag of een hypothese?
A
conclusie
B
onderzoeksvraag
C
hypothese
Slide 64 - Quizvraag
Thema 4: Microscoop
Waterwereld.(z.d.) Waterpest. Geraadpleegd op 20-9-2017, van http://www.waterwereld.nu/waterpest.php
Slide 65 - Tekstslide
nummer 1 heet
A
diafragma
B
statief
C
tafel
D
tubus
Slide 66 - Quizvraag
nummer 3 is
A
tubus
B
objectief
C
diafragma
D
statief
Slide 67 - Quizvraag
nummer 5 is
A
diafragma
B
statief
C
tafel
D
tubus
Slide 68 - Quizvraag
nummer 9 is
A
diafragma
B
statief
C
tafel
D
tubus
Slide 69 - Quizvraag
nummer 10 is
A
tafel
B
scherpstelschroef
C
revolver
D
lampje
Slide 70 - Quizvraag
Thema 5: Plantaardige en dierlijke cellen
Slide 71 - Tekstslide
In elke celkern van een mens komt de stof DNA voor?
A
juist
B
onjuist
Slide 72 - Quizvraag
Thema 6: De submicroscopische bouw van cellen
Slide 73 - Tekstslide
Wat is onderdeel B?
A
Bladgroenkorrel
B
Ribosoom
C
Celkern
D
Mitochondrium
Slide 74 - Quizvraag
Wat is onderdeel E?
A
Ruw endoplasmatisch reticulum
B
Glad endoplasmatisch reticulum
C
Golgisysteem
D
Transportblaasje
Slide 75 - Quizvraag
Waar vindt verbranding plaats?
A
In onderdeel B
B
In onderdeel E
C
In onderdeel F
D
In onderdeel B, E en F
Slide 76 - Quizvraag
Welke organellen zijn betrokken bij de eiwitsynthese?
A
Onderdeel B
B
Onderdeel E
C
Onderdeel F
D
Onderdeel E en F
Slide 77 - Quizvraag
Op een bepaald chromosoom ligt het gen voor het enzym mono-amine-oxydase-A (MAO-A). Dit enzym speelt een rol bij de normale afbraak van neurotransmitters, stoffen in de hersenen die de prikkeloverdracht tussen zenuwcellen verzorgen. Er bestaat een genetisch defect dat de productie van het enzym MAO-A ontregelt. Gevolg daarvan zou zijn dat de stofwisseling van de neurotransmitters als serotonine, dopamine en noradrenaline in de hersenen verstoord is geraakt. Dit heeft weer tot gevolg dat er agressief gedrag optreedt. Dit agressieve gedrag treedt voornamelijk bij mannen op. Biochemisch onderzoek bij drie onderzochte mannen leverde inderdaad bewijs voor een verstoorde neurotransmitter-huishouding.
Een gen is een drager van erfelijke informatie. Waarvan is een gen de code?
A
Een eiwit
B
DNA
C
RNA
D
Een aminozuur
Slide 78 - Quizvraag
In een plantencel kunnen de volgende onderdelen voorkomen: 1 chloroplasten 2 leukoplasten 3 chromoplasten 4 vacuolen Welke van deze onderdelen kunnen de rode kleur geven aan een plant?
A
Alleen 3
B
Alleen 3 en 4
C
Alleen 1, 2 en 3
D
Alleen 4
Slide 79 - Quizvraag
Hiernaast staat schematisch een cel afgebeeld. Wat is het hoofdbestanddeel van 7?
A
Fosfolipiden
B
Eiwitten
C
Koolhydraten
Slide 80 - Quizvraag
Welke twee organellen zijn betrokken bij de eiwitsynthese in het cytoplasma?
A
Ribosomen, ER en Celmembraan
B
Ribosomen en chloroplasten
C
Plastiden
D
Ribosomen en ER
Slide 81 - Quizvraag
Uit onderzoek aan een cel, die in het midden van een plantenwortel zat, blijkt dat hij veel plastiden bevat. Welke plastiden zullen dat zeer waarschijnlijk zijn geweest?
A
Chloroplasten en leukoplasten
B
Chloroplasten en chromoplasten
C
Chloroplasten, chromoplasten en leukoplasten
D
Alleen amyloplasten (zetmeelkorrels)
Slide 82 - Quizvraag
Tijdens diepe slaap worden eiwitten in zenuwcellen aangemaakt. Welk organel zorgt of welke organellen zorgen voor transport van deze eiwitten in een zenuwcel?
A
de ribosomen
B
de mitochondriën
C
Het ER (endoplasmatisch reticulum)
D
de chromosomen
Slide 83 - Quizvraag
De stoffen die een mitochondrium gebruikt voor het uitoefenen van zijn functie zijn:
A
Water en zuurstof
B
Zuurstof
C
Water, zuurstof en glucose
D
Glucose en zuurstof
Slide 84 - Quizvraag
Waar wordt de intercellulaire ruimte voor gebruikt?
A
Voor de stofwisselingsprocessen
B
Voor het transport van water
C
Voor de stevigheid
D
Voor het transport van gassen
Slide 85 - Quizvraag
Onderdelen in een cel zijn: 1) ribosomen 2) leukoplast 3) celwand 4) grote vacuolen Welke onderdelen komen alleen voor in plantaardige cellen?
A
Alleen 2 en 3
B
1, 2, 3 en 4
C
Alleen 2, 3 en 4
D
Alleen 3
Slide 86 - Quizvraag
Hiernaast staat een celmembraan schematisch getekend. Op welke plaats bevinden zich transportenzymen?