Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
Twents Carmel College
Bezoek de website
‹
Terug naar zoeken
Mens en Zorg H3 Communiceren met de zorgvrager
Mens en Zorg H3 Communiceren.
1 / 18
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Zorg en Welzijn
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3
In deze les zitten
18 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
10 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Mens en Zorg H3 Communiceren.
Slide 1 - Tekstslide
Als je werkt in de zorg, dan is een respectvolle benadering erg belangrijk.
Wat hoort niet bij een respectvolle benadering?
A
Zorgvuldig omgaan met de privacy van zorgvrager.
B
Zorgvuldig omgaan met eigendommen van een zorgvrager.
C
Rekening houden met de normen en waarden van de zorgvrager
D
Vertrouwelijke informatie van zorgvrager vertellen aan je moeder.
Slide 2 - Quizvraag
Wat is empathie?
Slide 3 - Open vraag
Normen en waarden.
Normen
: wat 'normaal' is in het leven.
Bijvoorbeeld het is normaal om op tijd op je werk of op school te komen.
Waarden
: wat je waardevol ofwel belangrijk vindt in het leven.
bijvoorbeeld: privacy als je aan het douchen bent.
Slide 4 - Tekstslide
Eerlijkheid.
Is dit een norm of een waarde?
A
Norm
B
Waarde
Slide 5 - Quizvraag
Eerlijkheid is dus een waarde. Iets wat belangrijk ofwel waardevol is in ons leven.
Welke norm hoort hierbij?
A
De waarheid vertellen.
B
Observeren.
C
Empathie tonen.
Slide 6 - Quizvraag
Privacy geven aan een bewoner is een waarde.
Welke norm hoort hierbij?
A
De waarheid vertellen.
B
Doen wat je hebt beloofd.
C
Empathie verlenen.
D
Kloppen op de deur voordat je de kamer binnenstapt.
Slide 7 - Quizvraag
Verbale en non-verbale communicatie.
communiceren doe je met en zonder woorden.
Verbale communicatie: communicatie met woorden: praten, telefoneren, whatsappbericht sturen, een brief schrijven.
Non- verbale communicatie: communicatie zonder woorden, maar met je lichaamshouding: duim opsteken, knikken,
Slide 8 - Tekstslide
Wat is verbale communicatie?
A
Communicatie met woorden.
B
Communicatie zonder woorden.
Slide 9 - Quizvraag
Stan telefoneert met zijn vriendin.
Dit is:
A
Verbale communicatie
B
Non-verbale communicatie.
Slide 10 - Quizvraag
Kimberley is boos en slaat hard met de vuist op tafel.
A
Verbale communicatie.
B
Non verbale communicatie
Slide 11 - Quizvraag
Je mentor is trots op jullie en steekt haar duim op.
A
Verbale communicatie.
B
Non- verbale communicatie
Slide 12 - Quizvraag
Het verschil tussen een open- en gesloten vraag.
Open vraag:
begint altijd met een 'vraagwoord''.
zoals: Wat, wie, waar , welke, wanneer en hoe.
Bijvoorbeeld: Hoe voelt u zich vandaag?
Gesloten vraag:
begint met een werkwoord.
bijvoorbeeld: Bent u naar de kapper geweest
Slide 13 - Tekstslide
Wilt u een kopje koffie?
A
Open vraag
B
Gesloten vraag
Slide 14 - Quizvraag
Wilt u het gele of het blauwe T-shirt aan?
A
Open vraag
B
Gesloten vraag
Slide 15 - Quizvraag
Gaat u vandaag nog een wandeling in de stad maken?
A
Open vraag.
B
Gesloten vraag.
Slide 16 - Quizvraag
Waar gaat u vandaag wandelen?
A
Open vraag.
B
Gesloten vraag.
Slide 17 - Quizvraag
Welk T-shirt wilt u aan?
A
Open vraag.
B
Gesloten vraag.
Slide 18 - Quizvraag