Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
Twents Carmel College
Bezoek de website
‹
Terug naar zoeken
Duits les 2
Een kleine kwis
1 / 46
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Duits
Praktijkonderwijs
Leerjaar 2
In deze les zitten
46 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
2 videos
.
Lesduur is:
60 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Een kleine kwis
Slide 1 - Tekstslide
1 'Die Art' betekent:
A
de kunst
B
de manier
C
de soort
D
de aard
Slide 2 - Quizvraag
2 'die Felsen' betekent:
A
de valsen
B
de zaken
C
de rotsen
D
de stranden
Slide 3 - Quizvraag
3 'de pijn' is in het Duits:
A
der Pfehn
B
der Schmerz
C
die Schmerz
D
die Pfehn
Slide 4 - Quizvraag
4 'Schmuck' betekent 'sieraad'
A
waar
B
niet waar
Slide 5 - Quizvraag
5 'de winkel' is in het Duits:
A
der Shop
B
die Winkel
C
der Laden
D
das Kaufhaus
Slide 6 - Quizvraag
6 Welke van deze woorden is goed gespeld:
A
der Bruder
B
die Bruder
C
der bruder
D
das brüder
Slide 7 - Quizvraag
7 'die Hose' betekent 'de broek'
A
waar
B
niet waar
Slide 8 - Quizvraag
8 'die Jacke' betekent 'de jassen'
A
waar
B
niet waar
Slide 9 - Quizvraag
9 'Ich liebe das hübsche Mädchen' is goed Duits
A
waar
B
niet waar
Slide 10 - Quizvraag
10 'die Sonderschule' betekent 'de zondagschool'
A
waar
B
niet waar
Slide 11 - Quizvraag
Umlaut
Wanneer gebruiken we een Umlaut
en hoe spreken we het dan uit ?
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Video
Bij welke letters gebruiken we een Umlaut ?
Slide 15 - Open vraag
Umlaut
A-U-O-AU
Auto
Slide 16 - Tekstslide
Wie spricht man das Ä aus?
A
è
B
a-umlaut
C
eu
D
uu
Slide 17 - Quizvraag
Hoe noemen de Duitsers puntjes op een klinker?
A
Umlaut
B
Ümläüt
C
Punkten
D
Punktjes
Slide 18 - Quizvraag
De trein
A
Der Zug
B
Der Züg
Slide 19 - Quizvraag
De treinen
A
Die Zuge
B
Züge
Slide 20 - Quizvraag
Mooi
A
schon
B
schön
Slide 21 - Quizvraag
Het meisje
A
das Madchen
B
das Mädchen
Slide 22 - Quizvraag
de radio
A
das Radio
B
das Rädio
Slide 23 - Quizvraag
Al
A
schon
B
schön
Slide 24 - Quizvraag
de moeder
A
die Mutter
B
die Mütter
Slide 25 - Quizvraag
De moeders
A
die Mutter
B
die Mütter
Slide 26 - Quizvraag
het werkwoord haben
Slide 27 - Tekstslide
Lesdoel en lesopbouw
Aan het eind van de les kun je het werkwoord haben vervoegen.
De les begint met een instructiefilmpje en daarna maak je opdrachten die te maken hebben met het werkwoord haben.
Slide 28 - Tekstslide
0
Slide 29 - Video
Hoe ver ben ik?
A
Ik snap alles.
B
Ik snap het een beetje.
C
Ik snap het niet.
Slide 30 - Quizvraag
Opdracht 1:
vul de juiste vorm van "haben" in
Slide 31 - Tekstslide
ich ...
A
habe
B
hast
C
habt
Slide 32 - Quizvraag
du ...
A
hast
B
habt
C
habe
Slide 33 - Quizvraag
wir ...
A
habt
B
habe
C
haben
Slide 34 - Quizvraag
ihr ...
A
haben
B
habt
C
habe
Slide 35 - Quizvraag
Sie (u) ...
A
hat
B
hast
C
haben
Slide 36 - Quizvraag
sie (mv) ...
A
habt
B
haben
C
hat
Slide 37 - Quizvraag
Hoe ver ben ik?
A
Ik snap alles.
B
Ik snap het een beetje.
C
Ik snap het niet.
Slide 38 - Quizvraag
Opdracht 2:
vul de juiste vorm van "haben" in
Slide 39 - Tekstslide
Ich ... zwei Brüder.
Slide 40 - Open vraag
Sie (ev) ... das Geld gefunden.
Slide 41 - Open vraag
Meine Großeletern ... drei Enkelkinder.
Slide 42 - Open vraag
Es ... mich sehr gefreut.
Slide 43 - Open vraag
... sie ein Foto von ihrem Freund?
Slide 44 - Open vraag
Du ... doch Freunde in München?
Slide 45 - Open vraag
Hoe ver ben ik?
A
Ik snap alles.
B
Ik snap het een beetje.
C
Ik snap het niet.
Slide 46 - Quizvraag