Twents Carmel College

Bespreking SE44

Bespreking SE44
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Bespreking SE44

Slide 1 - Tekstslide

Opdracht 1 (2 punten)
Tijdens de Eerste Wereldoorlog werden veel nieuwe wapens op grote schaal toegepast. Dit werd mogelijk gemaakt door technische ontwikkelingen. 

⇒Geef van deze nieuwe wapens twee voorbeelden.
Voorbeeld van een juist antwoord is (twee van de volgende):
  • tanks 
  • vliegtuigen 
  • onderzeeërs 
  • vlammenwerpers 
  • gifgas 
  • mitrailleurs 
per juist voorbeeld 1 

Opmerking 
Ook andere dan bovenstaande wapens die nieuw waren én die op grote schaal toegepast werden, mogen goed gerekend worden. Wapens die al eerder gebruikt en toegepast werden, zoals een geweer of een bajonet, mogen niet goed gerekend worden.
Dit soort vragen kan je natuurlijk leren uit het boek door de tekst te lezen, maar ook door veel naar afbeeldingen uit Eerste Wereldoorlog te kijken.

Slide 2 - Tekstslide

Opdracht 2 (1 punt)
Gebruik bron 1, 2, 3
Ondanks de vele verschillen is er ook een overeenkomst tussen de drie bronnen.
 ⇒Welke overeenkomst is dat?
 
In de drie affiches is sprake van 
A antisemitisme. 
B fascisme. 
C kolonialisme. 
D militarisme.
D (militarisme)
Dit is een vraag die kennis van begrippen vraagt, maar ook een beroep doet op jouw kennis om beeldbronnen te analyseren. 

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht 3 (2 punten)
Gebruik bron 4
Geeft de kaart de staatkundige situatie in Europa vóór of na de Eerste Wereldoorlog weer? 
Verklaar je antwoord met behulp van twee voorbeelden uit de bron. 

Doe het zo: 
De kaart is van ... (vul in: vóór of na de Eerste Wereldoorlog), omdat ... en omdat ... (vul
twee voorbeelden in).
Voorbeeld van een juist antwoord is: 
De kaart is van na de Eerste Wereldoorlog, omdat (twee van de volgende):
  • er sprake is van het ontstaan van nieuwe staten, bijvoorbeeld Tsjecho-Slowakije, Joegoslavië, Polen, de Baltische Staten en Finland. 
  • er sprake is van landen die verdwenen zijn (bijvoorbeeld Oostenrijk- Hongarije) of kleiner geworden zijn (bijvoorbeeld Duitsland en Oostenrijk). 
  • er sprake is van grenscorrecties, bijvoorbeeld Duitsland, Frankrijk en Italië. 
  • er sprake is van een naamsverandering van een land (bijvoorbeeld USSR in plaats van Rusland). 
per juist antwoord 1 

Opmerking 
Alleen als er na ‘na de Eerste Wereldoorlog’ een juist voorbeeld volgt, mag een scorepunt worden toegekend. Voor het noemen van twee nieuwe, juiste staten of verdwenen of kleiner geworden staten, mogen twee scorepunten toegekend worden.
Van elke periode moet je kaarten kennen. In principe staat bij elk hoofdstuk in de afsluiting een kaart. 

Tip:
Kijk naar Duitsland! Dit land is tijdens de 20e eeuw behoorlijk (vaak) van vorm/grootte veranderd.

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht 4 (1 punt)
In 1929 stortte de beurs op Wall Street in. Het gevolg daarvan was een wereldwijde economische crisis. Duitsland werd door deze crisis extra zwaar getroffen. 
 ⇒Waarom werd Duitsland extra zwaar getroffen door de wereldwijde economische crisis? 

A De Verenigde Staten hadden hun financiële hulp aan Duitsland stopgezet. 
B Duitsland had geld uitgeleend aan andere landen om de economie weer op te bouwen. 
C Hitler had enorme schulden gemaakt om het leger weer op te bouwen. 
D Roosevelt had opdracht gegeven om alle Duitse producten uit Amerikaanse winkels te halen.
A (De Verenigde Staten hadden hun financiële hulp aan Duitsland stopgezet.) 
Dit is een vraag die te maken heeft met oorzaken en gevolgen. Het woord 'waarom' vraagt eigenlijk altijd om een oorzaak.

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 5 (2 punten)
In de periode 1933-1939 kregen Joden in Duitsland in het dagelijks leven te maken met antisemitisme.

 ⇒Noem twee verschillende voorbeelden waaruit blijkt dat Joden in Duitsland, in de periode 1933-1939, in het dagelijks leven te maken kregen met antisemitisme.
Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (twee van de volgende):
  • het bloot staan aan verbaal en/of fysiek geweld 
  • het uitsluiten van een vereniging, een beroep en/of een opleiding
  • een verbod tot het betreden van winkels/delen van een stad/dorp
  • het niet toestaan van 'gemengde' huwelijken 
per juist voorbeeld 1
Voorbeelden worden soms ook kenmerken genoemd: waaraan kun je iets herkennen?

Belangrijk: er worden twee verschillende voorbeelden genoemd. Dus niet hetzelfde, maar dan met een paar andere woorden.

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 6 (1 punt)
 ⇒Met welke beloftes probeerde Hitler aan het begin van de jaren dertig de steun van het Duitse volk te krijgen? 

A de beloftes dat de rechtsstaat zou worden ingevoerd en de werkloosheid zou worden bestreden 
B de beloftes dat de werkloosheid zou worden bestreden en het leger zou worden herbewapend 
C de beloftes dat het leger zou worden herbewapend en indoctrinatie zou worden toegepast 
D de beloftes dat indoctrinatie zou worden toegepast en de rechtsstaat zou worden ingevoerd
B (de beloftes dat de werkloosheid zou worden bestreden en het leger zou worden herbewapend) 
Het woord 'welke' verklapt eigenlijk altijd dat je voorbeelden moet kunnen noemen. Je leert dit soort vragen door kenmerken te leren van de verschillende perioden.

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 7 (1 punt)
Gebruik bron 5
⇒Welk begrip is van toepassing op de bron?  

A antisemitisme
B Lebensraum  
C terreur 
D totalitair
D (totalitair)
Dit is een vraag die kennis van begrippen vraagt, maar ook een beroep doet op jouw kennis om tekstbronnen te analyseren. 

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht 8 (1 punt)
Gebruik bron 6
In de bron is een ontwikkeling te zien. 
⇒Geef een verklaring voor deze ontwikkeling
Uit het antwoord moet blijken dat Duitsland een tekort had aan mannelijke arbeidskrachten vanwege de dienstplicht/de oorlogssituatie (en dat het tekort onder andere aangevuld/opgevangen werd met buitenshuis werkende vrouwen).
Als deze gebeurtenissen voor een langere periode ongeveer hetzelfde blijven, noem je dit een verschijnsel. Wanneer een verschijnsel na een lange tijd toch verandert, noem je dit een ontwikkeling.

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 9 (1 punt)
Gebruik bron 6
Duitsland heeft tijdens de Tweede Wereldoorlog veel landen aangevallen, waaronder Frankrijk, Polen en de Sovjetunie. 
⇒In welke volgorde werden deze landen door Duitsland aangevallen?  

A Frankrijk – Polen – Sovjetunie 
B Frankrijk – Sovjetunie – Polen 
C Polen – Frankrijk – Sovjetunie 
D Polen – Sovjetunie – Frankrijk
C (Polen – Frankrijk – Sovjetunie) 
Je ziet het misschien niet gelijk, maar dit is eigenlijk een 'jaartallen' vraag. Ze vragen de juiste volgorde, en die kun je echt het best maken door de jaartalen van de gebeurtenissen te kennen.

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 10 (2 punten)
Gebruik bron 7
Deze aanval was een belangrijke gebeurtenis met grote gevolgen voor het verloop van de oorlog in Azië én in Europa. 
⇒Waarom is deze gebeurtenis zo belangrijk geweest voor het verdere verloop van de Tweede Wereldoorlog? Geef een reden voor Azië én een reden voor Europa. 

Doe het zo: 
Belangrijk voor Azië: ... (geef een reden) 
Belangrijk voor Europa: ... (geef een reden)
Voorbeeld van een juist antwoord is:

Belangrijk voor Azië: 
Japan veroverde grote/steeds meer delen van Azië / Japan kreeg de beschikking over de nodige grondstoffen / Japan raakte in oorlog met de Verenigde Staten 

Belangrijk voor Europa: de Verenigde Staten gingen meedoen aan de oorlog / Duitsland verklaarde de oorlog aan de Verenigde Staten / de invloed van (West-) Europese landen verminderde
Opnieuw het woord 'Waarom', dus wordt er gevraagd naar oorzaken. Dit is een pittige vraag, die je vooral goed moet lezen. In principe is de bron voor het tweede deel van de vraag niet echt nodig, en ook bij het eerste deel is het vooral 'achtergrondinformatie'. 

Maar aangezien je dat nooit zeker weet: bron altijd gebruiken!

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht 11 (1 punt)
Gebruik bron 8
Voor sommige mensen waren de bemanningsleden helden, voor anderen juist niet. 
⇒Noem één reden waarom de bemanning na het werpen van een atoombom een heldenontvangst kreeg.
Uit het antwoord moet blijken dat door de actie van de bemanningsleden/ het werpen van de atoombom de Tweede Wereldoorlog werd beëindigd / dat de Verenigde Staten met behulp van de atoombom Japan hadden verslagen/de winnaars van de Tweede Wereldoorlog werden.
Niet zo'n moeilijke vraag, maar.... beantwoord hem duidelijk! Geef aan wat, waar, wanneer, waarom deze bom is gegooid. Dan kan je namelijk een nog beter antwoord geven!

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 12 (2 punten)

Vijf gebeurtenissen tussen 1915 en 1945: 
1 D-day
2 de beurscrisis op Wallstreet 
3 het sluiten van de Vrede van Versailles 
4 het uitbreken van de Russische revolutie 
5 Hitler komt aan de macht in Duitsland
⇒Geef per gebeurtenis aan bij welke periode van de tijdbalk (A, B, C, D, E of F) die hoort. Let op! Een periode kan meer dan één keer gebruikt worden.

Doe het zo:
Gebeurtenis 1 hoort bij periode ... (vul letter in). 
(enz. tot en met gebeurtenis 5)
Gebeurtenis 1 hoort bij periode F. 
Gebeurtenis 2 hoort bij periode C. 
Gebeurtenis 3 hoort bij periode A. 
Gebeurtenis 4 hoort bij periode A. 
Gebeurtenis 5 hoort bij periode D. 

Indien vijf antwoorden juist 2
Indien drie of vier antwoorden juist 1
Indien minder dan drie antwoorden juist 0
Jaartallen! Schrijf in het klad eerst de jaartallen erachter, en dan is het niet moeilijk meer! Maar....de jaartallen moet je natuurlijk wel kennen.

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht 13 (1 punt)
Gebruik bron 9
De krant waarin het bericht verscheen was verboden door de bezetter.

⇒Geef een reden waarom de inhoud van dit bericht ervoor zorgde dat deze krant niet door de bezetter werd toegestaan.
Voorbeeld van een juist antwoord is: 
deze krant werd niet door de bezetter toegestaan, omdat er positief wordt bericht over een verzetsdaad / de Duitse soldaten voor de gek worden gehouden.

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht 14 (1 punt)
Gebruik bron 10
Hieronder staan drie perioden: 
1 het Interbellum
2 de Tweede Wereldoorlog
3 de Koude Oorlog

⇒Bij welke van de drie hierboven staande perioden past de bron? Verklaar je antwoord.


Doe het zo:
De bron past bij ... (kies een periode), want ... (geef een verklaring).
Voorbeeld van een juist antwoord is:
De bron past bij de Tweede Wereldoorlog (= 2), want toen verbleef de koningin/regering in Londen.

Opmerking
Alleen als na een juiste keuze een juiste verklaring volgt, mag 1 scorepunt worden toegekend.

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht 15 (1 punt)
Gebruik bron 11
In de bron staat Het Westen kón niets doen. Tekening met als titel Vrede (1978)

⇒Geef één reden waarom het Westen in 1956 niets kón doen. Gebruik in je antwoord het begrip invloedssfeer.
Voorbeeld van een juist antwoord is dat (ingrijpen in het conflict een nog veel groter conflict zou kunnen veroorzaken, omdat) Hongarije zich in de invloedssfeer van de Sovjetunie bevond.

Opmerking 
Alleen als het begrip invloedssfeer op een juiste manier is toegepast, mag een scorepunt worden toegekend.

Slide 16 - Tekstslide

Opdracht 16 (1 punt)
Gebruik bron 12
⇒Welke historische gebeurtenis, uit het jaar waarin de foto gemaakt is, wordt door de kinderen nagespeeld?
Uit het antwoord moet blijken dat het gaat om (de luchtbrug tijdens) de blokkade van Berlijn.
Natuurlijk is er bewust gekozen voor een 'muur'... om een beetje verwarring te zaaien. Maar deze foto gaat echt over de Berlijnse Blokkade en de Luchtbrug. Hoe kan dat weten? Het jaartal dat erboven staat verklapt alles. De Berlijnse Muur was namelijk in 1961. Dus ook hier wordt kennis van jaartallen verwacht.

Slide 17 - Tekstslide

Opdracht 17 (1 punt)
Gebruik bron 13
De brief van president Kennedy is geschreven tijdens een confrontatie tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie tijdens de Koude Oorlog.
⇒Welke bewering is juist?

De brief gaat over:
A de Blokkade van Berlijn, omdat Kennedy bang is voor de plaatsing van aanvalswapens.
B de Blokkade van Berlijn, omdat Kennedy dit een bedreiging van de Europese veiligheid vindt.
C de Cubacrisis, omdat Kennedy bang is voor de plaatsing van aanvalswapens.
D de Cubacrisis, omdat Kennedy dit een bedreiging van de Europese veiligheid vindt.
C (de Cubacrisis, omdat Kennedy bang is voor de plaatsing van aanvalswapens.)

Slide 18 - Tekstslide

Opdracht 18 (1 punt)

⇒Noem een andere confrontatie tijdens de Koude Oorlog waarbij Kennedy en Chroesjtsjov tegenover elkaar stonden.
Voorbeeld van een juist antwoord is (één van de volgende): 
de bouw van de Berlijnse Muur (1961)
het Verdrag van Wenen (1961)
Een andere betekent dus niet hetzelfde als in de bron wordt genoemd. Om geen risico te lopen, kies echt een andere gebeurtenis. De vorige vraag ging over de Cubacrisis, dus inclusief alle onderdelen van die gebeurtenis. Noem hier dan gewoon iets anders, zoals de Berlijnse Muur.

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht 19 (2 punten)
Gebruik bron 14
Na de Tweede Wereldoorlog werd een aantal Europese landen door het Westen gezien als satellietstaten van de Sovjet-Unie.
⇒Welke vier landen op de kaart werden gezien als satellietstaten? 
Schrijf alleen de nummers op.
2 (= DDR)
3 (= Tsjecho-Slowakije)
5 (= Hongarije)
6 (= Roemenië)

indien vier antwoorden juist 2 
indien drie antwoorden juist 1 
indien minder dan drie antwoorden juist 0
Er worden hier twee dingen gevraagd. Allereerst moet je natuurlijk weten wat satellietstaten zijn. Daarnaast moet je kaart van Europa tijdens de Koude Oorlog kennen.

Slide 20 - Tekstslide

Opdracht 20 (2 punten)

Vlak na de Tweede Wereldoorlog werd in de Verenigde Staten het initiatief tot het Marshallplan.
⇒Waarom nam de regering van de Verenigde Staten dit initiatief?
Gebruik in je antwoord de volgende drie begrippen in een juiste onderlinge samenhang en betekenis: afzetgebied, armoede en communisme

Doe het zo:
De regering van de Verenigde Staten nam het initiatief tot het Marshallplan, omdat ...
Voorbeeld van een juist antwoord is:
De regering van de Verenigde Staten nam het initiatief tot het Marshallplan, omdat (West-) Europa als een groot afzetgebied gezien werd voor Amerikaanse producten. Het Marshallplan had tot doel de economie in (West-)Europa weer op gang te brengen en de armoede te verminderen, waardoor het communisme minder kans kreeg zich uit te breiden. 

indien drie begrippen juist worden gebruikt 2 
indien twee begrippen juist worden gebruikt 1 

Opmerking 
De begrippen moeten in een juiste onderlinge samenhang en betekenis worden gebruikt.
Lastige vraag! De begrippen moet je kennen, anders kun je ze opzoeken in een woordenboek. Deze vraag kun je het beste eerst in het klad doen: kijken of je een goedlopend verhaal hebt. Daarna neem je hem over.

Tip:
Neem de inleidende zin over. Deze helpt je een goede zin te maken.

Slide 21 - Tekstslide

Opdracht 21 (2 punten)

Sommige mensen hebben kritiek op het werk dat de Verenigde Naties (VN) doen. Andere mensen vinden het werk van de VN juist erg zinvol. 

⇒Noem één argument waarom er kritiek is op het functioneren van de VN. 
⇒Noem ook één argument waarom het zinvol is dat een organisatie als de VN 

Doe het zo:
Kritiek op functioneren VN: ... (noem argument) 
VN als organisatie zinvol: ... (noem argument)
Voorbeeld van een juist antwoord is:
Kritiek op functioneren VN (één van onderstaande): 1
  • ondanks de VN zijn er nog steeds veel oorlogen 
  • binnen de VN is vaak sprake van grote verdeeldheid / zijn er veel onderlinge tegenstellingen 
  • de VN is een geldverslindende, bureaucratische organisatie 
  • het vetorecht in de Veiligheidsraad blokkeert efficiënte besluitvorming / er is geen sprake van efficiënte besluitvorming
VN als organisatie zinvol (één van onderstaande): 1
  • door overleg binnen/met de VN zijn/worden oorlogen voorkomen/conflicten opgelost 
  • VN-legermachten (blauwhelmen) handhaven in conflictgebieden de vrede 
  • door de VN wordt veel gedaan aan armoedebestrijding en onderwijs (bijvoorbeeld Unicef) 
  • organisaties van de VN komen op voor mensenrechten 
Opmerking 
Als kritiek/zinvol met een juist historisch voorbeeld beargumenteerd wordt, mogen scorepunten worden toegekend.
Dit is een beetje een eigen mening-vraag. Maar je mening moet wel kloppen met de uitleg. Dus als je iets negatief vindt, geef je daarvan een negatief voorbeeld.

Slide 22 - Tekstslide

Opdracht 22 (2 punten)

In 1990 viel de Sovjet-Unie uit elkaar. Dit had grote gevolgen voor veel landen in Oost- Europa. 
⇒Noem twee verschillende gevolgen voor deze Oost-Europese landen.
Voorbeeld van een juist antwoord is (twee van de volgende):
  • de invoering van de parlementaire democratie / afschaffing van de dictatuur 
  • de invoering van kapitalisme/de markteconomie (of een voorbeeld daarvan) 
  • de invoering van democratische vrijheden / grondrechten / rechtsstaat (of een voorbeeld daarvan) 
  • de opleving van nationalisme (of een voorbeeld daarvan) 
  • de toetreding (van sommige voormalige Oostbloklanden) tot de EU/NAVO
  • landen vallen uit elkaar (bijvoorbeeld Tsjecho-Slowakije) 
  • er ontstaat werkloosheid 
per juist gevolg 1 

Opmerking 
Alleen als de gevolgen duidelijk verschillend zijn, mogen scorepunten worden toegekend.
Hier worden gevolgen gevraagd: een gebeurtenis die weer zorgt voor andere gebeurtenissen.

Slide 23 - Tekstslide

Opdracht 23 (1 punt)
Gebruik bron 15
⇒Welke gebeurtenis is een verklaring voor de veranderingen in de bron?
A de aanslagen van 11 september in New York
B de Cubacrisis
C de oorlog in Vietnam
D de val van de Berlijnse Muur
A (de aanslagen van 11 september in New York)

Slide 24 - Tekstslide

Opdracht 24 (1 punt)

In de jaren zestig van de twintigste eeuw kwamen veel immigranten naar Nederland. 
⇒Uit welke landen kwamen deze immigranten en waarom kwamen zij naar Nederland? 

A Indonesië en Suriname, omdat deze koloniën zelfstandig waren geworden. 
B Indonesië en Suriname, omdat Nederland een tekort aan arbeiders had in de industrie. 
C Turkije en Marokko, omdat deze koloniën zelfstandig waren geworden. 
D Turkije en Marokko, omdat Nederland een tekort aan arbeiders had in de industrie.
D (Turkije en Marokko, omdat Nederland een tekort aan arbeiders had in de industrie.)

Slide 25 - Tekstslide

Opdracht 25 (2 punten)
Gebruik bron 16 en 17
⇒Welke foto en welke uitspraak horen bij welke naam? Neem het onderstaande schema over en vul het in. 
Let op! Elke uitspraak en elke foto mogen maar één keer gebruikt worden
  • Gorbatsjov, 2, a
  • Kennedy, 1, c
  • Reagan, 4, b
  • Stalin, 3, d
Indien acht antwoorden juist 2 
Indien zes of zeven antwoorden juist 1 
Indien minder dan vijf antwoorden juist 0

Slide 26 - Tekstslide

Opdracht 26 (2 punten)


4 (= Onze leider zorgt voor een krachtig staatsbestuur.) 
6 (= Parlementaire democratie en een meerpartijensysteem zijn slecht voor het land.) 

per juist standpunt 1

Slide 27 - Tekstslide

Opdracht 27 (1 punt)
Gebruik bron 18
Sinds 1993 wordt deze brug niet meer gebruikt en rijden de treinen door een spoortunnel. Toch wordt de brug niet gesloopt. 
⇒Geef één reden waarom er geld aan onderhoud wordt uitgegeven, terwijl deze brug niet meer als spoorbrug wordt gebruikt.
Voorbeeld van een juist antwoord is:
Deze spoorhefbrug is een voorbeeld van bijna verloren industrie/techniek / behoort tot ons cultureel/industrieel erfgoed / de brug heeft een cultuurhistorische en/of toeristische waarde.

Slide 28 - Tekstslide

Opdracht 28 (2 punten)


Bij omschrijving 1 past d (= Verenigde Naties). 
Bij omschrijving 2 past b (= EU). 
Bij omschrijving 3 past c (= NAVO).
Bij omschrijving 4 past a (= EGKS).

indien vier antwoorden juist 2 
indien drie antwoorden juist 1 
indien minder dan drie antwoorden juist 0

Slide 29 - Tekstslide

Opdracht 29 (2 punten)
Gebruik bron 19
Vier maatschappelijke verschijnselen:
a consumptiemaatschappij 
b jongerencultuur 
c kritiek op politieke leiders
d secularisatie 
In elk lied is een maatschappelijk verschijnsel te herkennen uit Nederland in de periode tussen 1950 - 2000. 
⇒Welk maatschappelijk verschijnsel past bij welke bron? Vul alleen een letter in. Let op! Elk lied mag maar één keer gebruikt worden. 

Doe het zo: 
Bij lied 1 hoort maatschappelijk verschijnsel ... (vul letter in). (enz. tot en met lied 4)
Bij lied 1 hoort maatschappelijk verschijnsel c (= kritiek op politieke leiders). 
Bij lied 2 hoort maatschappelijk verschijnsel a (= consumptiemaatschappij). 
Bij lied 3 hoort maatschappelijk verschijnsel b (= jongerencultuur). 
Bij lied 4 hoort maatschappelijk verschijnsel d (= secularisatie). 

Indien vier antwoorden juist 2 
Indien twee of drie antwoorden juist 1 
Indien geen of één antwoord juist 0

Slide 30 - Tekstslide

Opdracht 29 (2 punten)
Gebruik bron 20
Vijf gebeurtenissen: 
a de oprichting van de EGKS
b de Cubacrisis 
c de moord op kroonprins Frans Ferdinand 
d de slag bij Stalingrad 
e de val van de Berlijnse muur 

⇒Welke gebeurtenis is te zien in welk deel van de DVD-serie? Let op! Er blijven vijf delen over. 

Doe het zo: 
Gebeurtenis a is te zien in deel ... (vul nummer in). (enz. tot en met gebeurtenis e)
Gebeurtenis a is te zien in deel 6 (= 1920-1929)
Gebeurtenis b is te zien in deel 7 (= 1960-1969)
Gebeurtenis c is te zien in deel 2 (= 1910-1919)
Gebeurtenis d is te zien in deel 5 (= 1940-1949)
Gebeurtenis e is te zien in deel 9 (= 1980-1989). 

Indien vijf antwoorden juist 2
Indien drie of vier antwoorden juist 1 
Indien minder dan drie antwoorden juist 0
Jaartallen! Schrijf in het klad eerst de jaartallen erachter, en dan is het niet moeilijk meer! Maar....de jaartallen moet je natuurlijk wel kennen.

Slide 31 - Tekstslide