Vester College
De onderwijsspecialisten

Bevolking en ruimte

Bevolking en ruimte
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
Voortgezet speciaal onderwijs

In deze les zitten 46 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Bevolking en ruimte

Slide 1 - Tekstslide

Bevolkingsgroei 
Natuurlijke bevolkingsgroei
Sterftecijfer = het aantal sterfgevallen per duizend inwoners per jaar
Geboortecijfer = het aantal geboorten per duizend inwoners per jaar

Slide 2 - Tekstslide

Bevolkingsgroei
Sociale bevolkingsgroei
Immigratie = vestigen in een bepaald land
Emigratie = verhuizen naar een ander land
Nederland 2017
Er immigreerden meer mensen dan dat er mensen emigreerden = vestigingsoverschot

Slide 3 - Tekstslide

Bevolkingsgroei
Bevolkingsgroei = natuurlijke bevolkingsgroei + sociale bevolkingsgroei

LET OP: dit kan ook een negatieve groei zijn!

Slide 4 - Tekstslide

Van jong naar oud
Sinds 1950 heeft Nederland een geboorteoverschot. 
1950: gem. 4 kinderen per vrouw
2017: gem. 1,7 kind per vrouw
gevolgen:
  • vergrijzing: het aantal ouderen groeit flink (geboortegolf, levensverwachting)
  • ontgroening: afname aandeel jonge mensen (anticonceptie, rol vrouw, afname zekerheid)

Slide 5 - Tekstslide

4.2 Regionale verschillen
Leerdoel:
Waar in Nederland groeit en krimpt de bevolking en wat zijn de gevolgen?

Slide 6 - Tekstslide

Krimpgebieden
Bevolkingskrimp: afname van de bevolking in bepaalde gebieden, dat noemen we krimpgebied of krimpregio
Verzorgingsgebied: het gebied waar klanten van winkels vandaan komen
Drempelwaarde: het minimum aantal klanten die een winkel nodig heeft om te kunnen bestaan.
Reikwijdte: maximale afstand die mensen willen afleggen voor een voorziening

Slide 7 - Tekstslide

Herinrichting 
Slimmer omgaan met ruimte of aanpassen aan de behoefte.
Door groei, maar ook door afname!

Infrastructuur: alle voorzieningen die nodig zijn om personen, goederen of informatie te vervoeren.

Slide 8 - Tekstslide

4.3 Verstedelijking 
Urbanisatie (verstedelijking) = uitbreiden van steden (1870 - 1960)
Suburbanisatie = mensen gaan weg uit de stad naar landelijke gebieden (welvaart, dus toename mobiliteit)
Re-urbanisatie = toename inwoners van een stad na lange periode van afname > 1980

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Gevolgen suburbanisatie
  • Ontstaan agglomeraties = voorsteden en dorpen groeiden vast aan een grote stad
  • grote steden liepen leeg
  • toename verkeersdrukte
Rotterdam
1964: 732.000 inwoners
1989: 554.000 inwoners

Slide 11 - Tekstslide

Redenen re-urbanisatie
Vernieuwing van ruimtegebruik (de stad werd weer aantrekkelijk door winkels, uitgaansgelegenheden, nieuwe, grote huizen, kantoren).

Rotterdam
2024: 620.000 inwoners

Slide 12 - Tekstslide

Het landelijk gebied
Grootste deel Nederland: weilanden, akkers en bossen.
Ook hier veel veranderd in het ruimtegebruik:
  • veel nieuwbouwwijken (Leidse Rijn, 100.000 inwoners)
  • minder boeren, maar wel groter
  • meer aandacht voor recreatie

Slide 13 - Tekstslide

4.4 De Randstad
Leerdoelen: 
  • De verschillende  groeimodellen van een stad benoemen.
  • Benoemen hoe we de leefbaarheid van de Randstad kunnen verbeteren.
  • uitleggen welke problemen er met de bereikbaarheid in de Randstad zijn en hoe we die kunnen verbeteren.

Slide 14 - Tekstslide

Functies van de Randstad
Den Haag: bestuurscentrum en hofstad
Utrecht: vergadercentrum en distributiecentrum
Rotterdam: Mainport en industriegebied
Amsterdam: financieel centrum en zakencentrum

Slide 15 - Tekstslide

Groei van steden
Concentrisch groeimodel: de groei van een stad vanuit het centrum (met historische stadskern).
Meerkernengroeimodel: de groei van een stedelijk gebied vanuit meerdere steden (Randstad).

Slide 16 - Tekstslide

Bereikbaarheid
Forensisme= heen en weer reizen tussen woon- en werkplek.
Congestie= dagelijkse files op dezelfde plek (A12)
Gevolg congestie:
  • bereikbaarheid neemt af
Maatregelen congestie: 
  • verbetering infrastructuur (duur)
  • nieuwe wijken dicht tegen een grote stad aan

Slide 17 - Tekstslide

5.1 Bevolkingsgroei in Duitsland
Bevolkingsontwikkeling

 De Duitse bevolking:
- groeide van 1950 tot 2002 van 69  mensen naar 82,5 miljoen
- nam af van 2002 tot 2011 van 82,5  mensen naar 80,5 miljoen 
- groeide van 2011 tot 2017 van 80,5  mensen naar 83 miljoen

Slide 18 - Tekstslide

Bevolkingsontwikkeling
Bevolkingsontwikkeling

Natuurlijke bevolkingsgroei: sinds 1972 een sterfteoverschot.
Sociale bevolkingsgroei: veel migranten naar Duitsland.
2002-2011: sterfteoverschot groter dan vestigingsoverschot
2011-2017: meer migranten én een hoger geboortecijfer. vrouwen met een migratieachtergrond krijgen gemiddeld meer kinderen



Slide 19 - Tekstslide

Leeftijdsopbouw
Er zijn drie verklaringen voor de vergrijzing in Duitsland.

  1. de levensverwachting is sterk gestegen.
  2. De Duitse babyboomers van na WOII zijn jonger dan die in Nederland. (geboortegolf na WOII kwam later en hun invloed van de vergrijzing gaat komende jaren beginnen).
  3. De ontgroening is sterker dan in Nederland door het lagere geboortecijfer.



Slide 20 - Tekstslide

Demografisch transitiemodel
Verandering geboorteoverschot naar sterfteoverschot. 

Slide 21 - Tekstslide

Migratie
Duitsland is een echt immigratieland.
  • bijna 25% heeft een migratieachtergrond
  • 4 groepen immigranten sinds 1950

Groep 1: migranten uit delen van Oost-Europa die vroeger bij Duitsland hoorden: ‘Volksduitsers’



Slide 22 - Tekstslide

Migratie
Groep 2: gastarbeiders, vooral Turken
  • na 1960
  • zwaar, vies werk
  • mijnbouw- en industriegebieden in West-Duitsland
Groep 3: veel mensen uit andere lidstaten van de EU.
Vooral uit Oost-Europa, met name Polen

 

Slide 23 - Tekstslide

Migratie
Groep 4: na 1990 veel vluchtelingen.
Vooral Syriërs
  

De recente bevolkingsgroei komt door
  • meer migranten
  • meer kinderen onder migranten
  • gezinshereniging

Slide 24 - Tekstslide

5.2  Regionale verschillen
Oost- en West-Duitsland (van 1949 tot 1989)
Oost-Duitsland (DDR) was communistische dictatuur
West-Duitsland democratisch en kapitalistisch
Na hereniging grote verschillen tussen rijk en arm!


Slide 25 - Tekstslide

Krimp in Oost-Duitsland
Grote regionale verschillen:
  • landbouw was blijven stilstaan;
  • fabrieken moesten gemoderniseerd worden.
Gevolg:
  • grote werkloosheid;
  • vertrek van mensen uit de regio;
  • minder geboortes;
  • voorzieningen verdwijen.

Slide 26 - Tekstslide

Krimp en groei
Wisselen elkaar af!
Afstotingsfactor (voormalige DDR): gebrek aan werk.
Aantrekkingsfactor (München): moderne industrie en werken in de dienstensector.
Toename aantal huishoudens betekent NIET toename bevolking!

Slide 27 - Tekstslide

5.3 Verstedelijking Duitsland
Vergelijkbaar met Nederland.
Elk gebied heeft een eigen specialisatie.
Ruhrgebied = industrie
Bremen en Hamburg = havens / vervoer
Berlijn = regering
Frankfurt = financiële hoofdstad
Stuttgart en München = hightech

Slide 28 - Tekstslide

Suburbanisatie Berlijn
Na hereniging veel vervallen wijken (DDR).
Aanpak:
  • stadsvernieuwing (opknappen wijken);
  • opknappen stadscentrum;
  • Berlijn werd weer de hoofdstad (verplaatsen regering en parlement)

Slide 29 - Tekstslide

Gevolgen voor Berlijn
  • mensen met werk vertrekken (meer ruimte) en hun huizen worden bevolkt door arme (veelal migranten) werklozen, bv de wijk Marzahn;
  • weinig contact met andere wijken, taalprobleem (segregatie);
  • toename sociale ongelijkheid;
  • taal leren vergroot de integratie (mee kunnen doen in de maatschappij).

Slide 30 - Tekstslide

5.4 Het Ruhrgebied
Ontstaan door mijnbouw en industrie.
Gevolg:
  • komst arbeiders (Duitsland, Nederland en Polen)
  • woonwijken werden gebouwd, maar slecht ingericht (geen voorzieningen, zoals winkels, scholen, kerken, ed.);
  • slechte leefbaarheid, ongezonde plek (luchtvervuiling door verbranding steenkool, vervuilde bodem).

Slide 31 - Tekstslide

Krimp Ruhrgebied
Begon rond 1960
  • mijnbouw nam af, sluiting fabrieken;
  • werkloosheid.
Nieuwe inkomstenbronnen zoeken
  • moderne dienstensector ipv vervuilende fabrieken
Nog steeds hogere werkloosheid dan rest van Duitsland (niet aantrekkelijk om te vestigen).

Slide 32 - Tekstslide

Herinrichting Ruhrgebied
  • meer natuurgebieden;
  • industriele gebouwen zijn hergebruikt voor andere doelen (bv musea, winkels, uitgaansgelegenheden);
  • sterke afname lucht- water- en bodemvervuiling;
  • schonere fabrieken;
  • nieuwe woonwijken.

Slide 33 - Tekstslide

6.1 Bevolking in China
Ongelijke bevolkingsspreiding.
Bevolkingsdichtheid:
  • oosten hoog (grote steden van 25 miljoen mensen)
  • westen laag (natuurlijke factoren, zoals bergen en woestijnen: gevolg te koud en te droog)

Slide 34 - Tekstslide

Verchinezen
Grootste groep: Han-chinezen (>90%): taal en leefgewoonten
Nog 55 andere bevolkingsgroepen (<10%) met ook hun eigen cultuur.
Overheid stimuleert een betere verdeling door aanbieden van een woning. Gevolg: de afgelegen gebieden in het westen 'verchinezen". 

Slide 35 - Tekstslide

Eenkindpolitiek
Bevolkingsgroei per jaar: 5,5 miljoen
Gemiddeld aantal kinderen per vrouw
1970: 5 (hoog geboortecijfer), maatregel: eenkindpolitiek (-400 miljoen chinezen)
heden: 1,6 (laag geboortecijfer)


Slide 36 - Tekstslide

Eenkindpolitiek
Succes: -400 miljoen chinezen.
Versoepeling vanwege het succes: 
  • 2 kinderen als de eerste een meisje is;
  • in steden, 2 kinderen als beide ouders enig kind zijn.
Nadeel: 
  • vergrijzing (laag geboortecijfer en gestegen levensverwachtingen);
  • teveel mannen en te weinig vrouwen.

Slide 37 - Tekstslide

Toekomst
Tot 2035 groei, daarna afname bevolking (ontgroening en vergrijzing)

Sinds 2015 geldt in China een tweekindpolitiek. Sinds 2021 geldt in China een driekindpolitiek.

Slide 38 - Tekstslide

6.2 Migratie in China
Communisme en eenpartijstelsel.
Tot 1980 weinig tot geen contact met andere landen.
  • verbod Sony, Apple en Philips;
  • verbod op westerse normen en waarden (kleding, muziek, films).
Vanaf 1980 waren buitenlandse bedrijven welkom. Eerst alleen in de kustgebieden, later overal in China (werkgelegenheid).

Slide 39 - Tekstslide

Meer individuele vrijheid:
  • zelf studie kiezen;
  • studeren in het buitenland.3 van de 4 studenten komt niet terug: verlies kennis voor China (braindrain)

Slide 40 - Tekstslide

Urbanisatie
1980: 80% woonde op het platteland
heden: 60% woont in de steden
Reden:
  • sociale bevolkingsgroei (2025: 220 miljoenensteden in China);
  • armoede op het platteland (welvaartskloof);
  • geen hokou meer.

Slide 41 - Tekstslide

Hokou
Hokou: verplicht blijven wonen in je geboortegebied.
Regls zijn nu minder streng, maar Chinezen mogen nog steeds niet zonder toestemming verhuizen (anders geen recht meer op voorzieningen, zoals gezondheidszorg, scholing voor kinderen, uitkering, woning).

Slide 42 - Tekstslide

Binnenlandse migratie
Kustgebieden zijn aantrekkelijk door de economische groei van:
  • buitenlandse bedrijven;
  • fabrieken;
  • bouwsector.
Overheid doet veel om de groei in het binnenland te stimuleren, door lagere belasting, verbeteren infrastuctuur, minder strenge milieuregels, minder loonkosten voor bedrijven (werkgelegenheid).

Slide 43 - Tekstslide

6.3 Wonen in de stad
Hutong: woonhofje met smalle, rechte straten.
Slechte infrastructuur en slechte bereikbaarheid.
Veel sociale controle, mensen voelen zich veilig. 
Hoge participatie (=deelname): actief meehelpen aan de leefbaarheid (afspraken over schoonhouden wijk enz.).
Verdwijnen steeds meer: hoogbouw.
Mensen moeten verhuizen naar de randen van de stad.

Slide 44 - Tekstslide

Rol van de overheid
Burgers hebben weinig tot niets te vertellen (dictatuur).
Verandering: overheid merkt dat er behoefte is aan traditionele wijkjes (hutongs) en knapt deze wijkjes op (winkels, cafe's, om toeristen te trekken).
Nieuwe wijken krijgen meer groenvoorzieningen en aantrekkelijker gebouwen.
Meer aandacht voor seizoensmigranten (goedkopere, tijdelijke woningen of nieuwe steden (bij grote steden: voorzieningen delen).

Slide 45 - Tekstslide

Platteland
Gevolgen snelle urbanisatie:
  • kinderen blijven daar, ouders werken in de steden;
  • het westen deelt niet mee in de economische groei;
  • boeren raken landbouwgrond kwijt (bouwen vaak verdiepingen op hun huis om te verhuren aan migranten).

Slide 46 - Tekstslide