Vester College
De onderwijsspecialisten

1F Getallen - SCORE Rekenen, uitspreken, ordenen, decimalen, afronden


Rekencursus 8
Gevoel voor getallen

Getallen 1F
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMiddelbare schoolPraktijkonderwijsvmbo, mavo, havoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Introductie

Rekencursus 8 Methode: SCORE Rekenen 1F, les 2 e.v. Uitleg, voorbeelden, instructie, oefenen en nabespreken

Instructies

Inhoud:
  1. Getallen uitspreken
  2. Grote getallen ordenen
  3. Aantal decimalen
  4. Afronden op een heel getal, tiental, honderdtal, duizendtal

Onderdelen in deze les


Rekencursus 8
Gevoel voor getallen

Getallen 1F

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In deze cursus:

  1. Getallen uitspreken 
  2. Grote getallen ordenen

  3. Aantal decimalen 
  4. Afronden op een heel getal

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Getallen uitspreken

Weet jij hoe je (grote) getallen moet uitspreken?
Het begint met het snappen van
de waarde van het getal.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grote getallen in beeld
Duizend = 1.000
Miljoen = 1.000.000
Miljard = 1.000.000.000
Biljoen = 1.000.000.000.000
Biljard = 1.000.000.000.000.000
Triljoen = 1.000.000.000.000.000.000
Triljard = 1.000.000.000.000.000.000.000

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Om te onthouden
Getallen tot 10.000 mag je op
twee verschillende manieren uitspreken.

Het getal 2.600 spreek je uit als:
- tweeduizend zeshonderd
of
- zesentwintighonderd!

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf het getal duizendvijfhondereenennegentig in cijfers. Gebruik een punt als scheidingsteken.

Slide 7 - Open vraag



2. Grote getallen ordenen

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Om te onthouden

Hoe meer cijfers een getal heeft, hoe groter het
getal is. Bij een gelijk aantal cijfers bepaalt de
hoogte van het eerste afwijkende cijfer
(van links) de volgorde.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tip 

Als je grote getallen met elkaar moet vergelijken,
helpt het om ze te ordenen van laag naar hoog. 
Hierbij kun je gebruik maken van een getallenlijn.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zet de getallen in volgorde van laag naar hoog:
34.908 26 4.658 4.733 462

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


3. Aantal decimalen


Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Decimalen

De cijfers achter de komma heten decimalen. 

Wist je dat geldbedragen nooit meer dan twee
decimalen (twee cijfers achter de komma) hebben?


Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld 

Het getal 5,7 heeft 1 decimaal. 
Het getal 5,75 heeft 2 decimalen.
Het getal 5,750 heeft 3 decimalen.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel decimalen heeft
het getal 6,85?
A
2
B
3
C
1
D
0

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


4. Afronden

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afronden

Als je een getal afrondt, moet je weten welk rond getal nauwkeurig genoeg is.  Soms staat dat erbij. Bijvoorbeeld: rond af op een heel getal, een tiental, honderdtal, duizendtal...
Kies dan het ronde getal dat het dichtst bij ligt.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld 1

Het getal 5,5 is afgerond 6.
Het getal 68 is afgerond 70.
Het getal 899 is afgerond 900.
Het getal 3.270 is afgerond 3.000.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld 2

Op je rekenmachine staat als antwoord: 33,1368

Rond af op een heel getal (33)
Rond af op één decimaal (33,1)
Rond af op twee decimalen (33,14)

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld 3

Rond het getal 329.271,4 af op...
een heel getal (3.29.271)
een tiental (329.270)
een honderdtal (329.300)
een duizendtal (329.000)
etc.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rond af: 4.476
A
4.000
B
5.000
C
10.000
D
40.000

Slide 22 - Quizvraag

Antwoord B.
Het antwoord '5.000' ligt het dichtst bij.
Rond af op één decimaal:
5,57

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Rond af op een tiental:
1.476.689 (gebruik punten)

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Rond af op een honderdtal:
1.476.689 (gebruik punten)

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Rond af op een duizendtal:
1.476.689 (gebruik punten)

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Je hebt nu geleerd over:

    • Getallen uitspreken
    • Grote getallen ordenen
    • Decimalen
    • Afronden

    Oefen hiermee in SCORE.

    Slide 27 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Nabespreking

    Slide 28 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Welke vragen heb je nog?

    Slide 29 - Open vraag

    Deze slide heeft geen instructies