Vester College
De onderwijsspecialisten

0F Verhoudingen - SCORE Rekenen, basisbegrip breuken, breuken in verhaalsom / context


Rekencursus 7 
Breuken

Verhoudingen 0F
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMiddelbare schoolPraktijkonderwijsvmboLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Introductie

Rekencursus 7 Methode: SCORE Rekenen 0F Uitleg, voorbeelden, instructie, oefenen en nabespreken

Instructies

Inhoud:

- Basisbegrip breuken (deel, teller, noemer, deelstreep, cirkel, strook)
- Breuken in een verhaalsom.

Onderdelen in deze les


Rekencursus 7 
Breuken

Verhoudingen 0F

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In deze cursus:

  1. Basisbegrip breuken
  2. Breuken in context

Slide 2 - Tekstslide

Deze les bestaat uit het herhalen van twee rekenonderdelen en het introduceren van twee nieuwe onderdelen. 
We lopen alle vier de onderdelen langs.

1. Basisbegrip breuken

Slide 3 - Tekstslide

Deze les bestaat uit het herhalen van twee rekenonderdelen en het introduceren van twee nieuwe onderdelen. 
We lopen alle vier de onderdelen langs.
Wat betekent een 'breuk'?

Slide 4 - Woordweb

Het woord 'breuk' komt van breken. 
Een breuk geeft aan dat het om een stuk/deel van iets gaat. 
Je ziet hier een avocado (dat is een vrucht) die in twee gelijke stukken is verdeeld: in twee halven. 

Welke andere antwoorden werden gegeven?
Hoe zat het ook alweer?
Breuken bestaan uit twee getallen
die boven elkaar staan.
Een 'halve' is:

   1    (de teller)
     2  (de noemer)

Slide 5 - Tekstslide

Hier zie je een halve als breuk genoteerd (spreek uit: één tweede).
De noemer geeft aan in hoeveel stukken het voorwerp, getal of de cirkel gebroken is.
De teller geeft aan hoeveel van die stukken er zijn.
Hoe doe je dat nou?

Rekenen met breuken?

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke stuk is gekleurd?
Hoeveel taart is over?

Slide 7 - Tekstslide

Bij een breuk kun je denken aan een strook of reep chocolade. Hier is één vierde deel gekleurd. Je mag ook zeggen: een kwart.
De teller is: 1
De noemer is: 4

Je kunt ook denken aan een taart of pizza.
Hier zie je drie vierde deel taart. 
De teller is: 3
De noemer is: 4


Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


2. Breuken in een verhaalsom

Slide 9 - Tekstslide

Deze les bestaat uit het herhalen van twee rekenonderdelen en het introduceren van twee nieuwe onderdelen. 
We lopen alle vier de onderdelen langs.
  1. Voorbeeld

In een zak zitten 25 dropjes.
Je eet één vijfde op.

Hoeveel dropjes zijn dat?

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nu iets moeilijker:

Een kwart van de 28 leerlingen in de klas
eet een koekje.

Hoeveel leerlingen zijn dat?

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maria heeft 20 snoepjes.
Ze geeft een kwart weg.
Hoeveel zijn dat er?
A
4
B
15
C
10
D
5

Slide 12 - Quizvraag

Uitleg:
Denk aan een reep met 20 stukjes (want het geheel is 20.)
Een kwart is één vierde.
Breek de reep in vier delen.
Elk deel bestaat uit 5 stukjes chocola.

Martijn heeft 12 playstation spellen en verkoopt daar 1/4 van. Hoeveel spellen zijn dat?

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Je hebt nu geleerd over:

  1. Basisbegrip breuken
  2. Breuken in context



Oefen hiermee in SCORE.

Slide 14 - Tekstslide

Deze les bestaat uit het herhalen van twee rekenonderdelen en het introduceren van twee nieuwe onderdelen. 
We lopen alle vier de onderdelen langs.
Nabespreking

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke vragen heb je nog?

Slide 16 - Open vraag