Vester College
De onderwijsspecialisten

Nederlands Talent 3- vmbo-k 3.3 Woorden

Nederlands - Talent - 3 vmbo-k

Woorden 3.3
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands - Talent - 3 vmbo-k

Woorden 3.3

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen

Woorden 3.3 

  • Ik kan de betekenis van de woorden omschrijven.
  • Ik kan bij de omschrijving het juiste woord kiezen.
  • Ik kan het juiste woord in de juiste zin zetten.
  • Ik begrijp de betekenis van de woorden en ik kan er zelf een zin mee maken.


 

Slide 2 - Tekstslide

Leren

3.3 Woorden    blz.  99


  • woord        - betekenis
  • betekenis - woord
  • juiste woord in zin kunnen zetten
  • zelf zin maken met woord
timer
0:15

Slide 3 - Tekstslide

Oefenen: woord - betekenis

Je leest het moeilijke woord.


Jij typt de betekenis.



Slide 4 - Tekstslide

Wat is de betekenis van ...
1. de waarde

Slide 5 - Open vraag

Wat is de betekenis van ...
2. het stigma

Slide 6 - Open vraag

Wat is de betekenis van ...
3. sociaal

Slide 7 - Open vraag

Wat is de betekenis van ...
4. de persoonlijkheid

Slide 8 - Open vraag

Wat is de betekenis van ...
5. de ongeschreven regel

Slide 9 - Open vraag

Oefenen: betekenis - woord

Je leest de betekenis. 


Jij typt het moeilijke woord.

Slide 10 - Tekstslide

Welk woord hoort bij deze omschrijving?
6. op grond van één voorbeeld een heleboel andere gevallen hetzelfde beoordelen
timer
0:20

Slide 11 - Open vraag

Welk woord hoort bij deze omschrijving?
7. met betrekking tot een volk, volkenkundig
timer
0:20

Slide 12 - Open vraag

Welk woord hoort bij deze omschrijving?
8. niet luisteren naar negatieve dingen die mensen over je zeggen of denken
timer
0:20

Slide 13 - Open vraag

Welk woord hoort bij deze omschrijving?
9. de groep mensen waarvoor iets bestemd is
timer
0:20

Slide 14 - Open vraag

Welk woord hoort bij deze omschrijving?
10. de manier waarop een groep mensen
timer
0:20

Slide 15 - Open vraag

Oefenen: maak een zin met een moeilijk woord.
  • Maak een zin met het gegeven woord.
  • De betekenis van het woord moet daarin duidelijk worden.
  • Gebruik een hoofdletter aan het begin.
  • Zet een punt, vraagteken of uitroepteken aan het einde.

Slide 16 - Tekstslide

Maak een zin met het woord:
11. constateren (= vaststellen)

Slide 17 - Open vraag

Maak een zin met:
12. een buitenbeentje zijn (= in uiterlijk, gedrag of denkbeelden afwijken van je omgeving )

Slide 18 - Open vraag

Maak een zin met:
13. associëren (= in je gedachten dingen in verband brengen met iets anders)

Slide 19 - Open vraag

Maak een zin met het woord:
14. accepteren (= aanvaarden, goedvinden)

Slide 20 - Open vraag

Maak een zin met het woord:
15. het imago (= het beeld dat mensen hebben van iemand of iets)

Slide 21 - Open vraag

Oefenen: meerkeuzevragen

Slide 22 - Tekstslide

Wat is de betekenis van het woord?
16. een buitenbeentje zijn

A
in uiterlijk, gedrag of denkbeelden afwijken van je omgeving
B
al heel snel een oordeel over iemand hebben
C
met betrekking tot de maatschappij
D
wat belangrijk voor je is

Slide 23 - Quizvraag

Wat is de betekenis van het woord?
17. de waarde

A
uitwerking hebben op iets of iemand
B
de manier waarop een groep mensen leeft
C
wat belangrijk voor je is
D
de manier waarop iemand denkt.

Slide 24 - Quizvraag

Wat is de betekenis van het woord?
18. generaliseren

A
bewijzen wie je bent met officiële papieren
B
op grond van één voorbeeld een heleboel andere gevallen hetzelfde beoordelen
C
niet luisteren naar negatieve dingen die mensen over je zeggen of denken
D
in je gedachten dingen in verband brengen met iets anders

Slide 25 - Quizvraag

Wat is de betekenis van het woord?
19. associëren

A
niet met iemand omgaan
B
in je gedachten dingen in verband brengen met iets anders
C
bewijzen wie je bent met officiële papieren
D
op grond van één voorbeeld een heleboel anderen gevallen hetzelfde beoordelen

Slide 26 - Quizvraag

Wat is de betekenis van het woord?
20. identificeren

A
bewijzen wie je bent met officiële papieren
B
aanvaarden, goed vinden
C
in je gedachten dingen in verband brengen met iets anders
D
op grond van één voorbeeld een heleboel andere gevallen hetzelfde beoordelen

Slide 27 - Quizvraag

Wat is de betekenis van het woord?
21. iemand links laten liggen

A
iemand links passeren
B
iemand met een linkse politieke voorkeur
C
niet met iemand omgaan, iemand negeren
D
linkshandig schrijven

Slide 28 - Quizvraag

Wat is de betekenis van het woord?
22. de norm

A
wat belangrijk voor je is
B
de uitwerking op iets of iemand, het effect
C
het beeld dat mensen hebben van iemand of iets
D
de regel waar mensen zich aan moeten houden

Slide 29 - Quizvraag

Wat is de betekenis van de uitdrukking?
23. in een hokje stoppen

A
iets wat zo hoort, zonder dat het ergens vastgelegd is
B
al heel snel een oordeel over iemand hebben
C
niet met iemand omgaan, iemand negeren
D
in uiterlijk, gedrag of denkbeelden afwijken van je omgeving

Slide 30 - Quizvraag

Wat is de betekenis van het woord?
24. de invloed

A
de uitwerking op iets of iemand, het effect
B
de manier waarop iemand denkt en doet, het karakter
C
met gevoel voor de mensen om je heen
D
de manier waarop een groep mensen leeft

Slide 31 - Quizvraag

Wat is de betekenis van het woord?
25. constateren

A
vaststellen
B
bewijzen wie je bent met officiële papieren
C
in je gedachten dingen in verband brengen met iets anders
D
aanvaarden, goed vinden

Slide 32 - Quizvraag

Einde

Bedankt voor  jouw aandacht en bijdrage.


Goed gewerkt!

Slide 33 - Tekstslide