In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Het ontstaan van de Europese Unie.
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoel.
Aan het eind van deze presentatie kun je uitleggen hoe de Europese Unie is
ontstaan en hoe het werkt. Ook weet je wat de Europese Unie (EU) betekent voor de landen in Europa.
Slide 2 - Tekstslide
Hoe het begon.
Na de Tweede Wereldoorlog drong de VS er op aan om meer samen te gaan werken.
Ook moest oorlog in de toekomst worden
voorkomen.
Periode van de wederopbouw.
Robert Schuman kwam met het Schumanplan.
Slide 3 - Tekstslide
Om te starten moesten de Europese erfvijanden echter bij elkaar worden gebracht.
Nederland, Belgie, Luxemburg, West - Duitsland, Italie en Frankrijk.
Dit is het startsein voor een steeds verder doorgevoerde Europese integratie.
Slide 4 - Tekstslide
1951 : Oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal. (EGKS).
Slide 5 - Tekstslide
De volgende stap tot samenwerking was de oprichting in 1957 van de Europese Economische Gemeenschap. De landen van de EEG wilden met elkaar samenwerken op het gebied van handel en industrie. Dit vergrootte de markt en versterkte de concurrentie-positie met de V.S. en Japan.
Slide 6 - Tekstslide
Verdrag van Maastricht. (1992)
Naast de uitbreiding van de samenwerking op het gebied van handel. Gaan ze o.a. ook op het gebied van millieu samenwerken.
Slide 7 - Tekstslide
Om economisch samen te werken, moet er ook op politiek niveau samengewerkt worden.
Daarnaast werden steeds meer landen aangetrokken door de voordelen van economische samenwerking.
Slide 8 - Tekstslide
De Europese Unie.
In 1992 werd besloten tot de oprichting van de Europese Unie (EU).
Slide 9 - Tekstslide
De Europese Unie.
Binnen de unie is er één markt. Burgers van de lidstaten kunnen binnen de EU vrij reizen. Ook kunnen burgers vrij wonen, studeren en werken in de lidstaten. Bedrijven uit lidstaten kunnen zich overal vestigen en hoeven geen invoerrechten te betalen.
Een aantal landen wilde zelfs zo ver gaan om een gezamelijke munt in te voeren.
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Video
Verenigd Koninkrijk: geen €
Denemarken: geen €
Zweden: geen €
Polen: geen €
Hongarije: geen €
Roemenië: geen €
Bulgarije: geen €
Tsjechië: geen €
Slide 12 - Tekstslide
Verdrag van Lissabon (1992)
Inmiddels behoren 28 landen tot de Europese Unie.
Europa moest democratischer worden.
In het laatste verdrag is ook vastgelegd hoe landen de EU kunnen verlaten. (Brexit)
Slide 13 - Tekstslide
Resultaten
De Europese samenwerking heeft veel opgeleverd.
Door de samenwerking kunnen wij economisch en politiek weerstand bieden aan grootmachten als Amerika en China.
Daarbij is er door de samenwerking en het gedeelde belang al erg lang vrede op een continent dat voor de samenwerking het toneel was geweest van twee wereldoorlogen.
Europese integratie heeft dus bijgedragen aan de toenemende welvaart en veiligheid in Europa.
Slide 14 - Tekstslide
uitdagingen.
Europa is niet alleen maar een succesverhaal.
Er speelt altijd de tegenstelling tussen samenwerking en zelf kunnen bepalen.
Daarnaast heeft men in het begin niet goed nagedacht over belangrijke punten.
wat te doen als een deelnemer de rest belazert of wat als een land niet meer mee wil doen.
Slide 15 - Tekstslide
De bereidheid om samen te werken bleek tijdens de vluchtenlingencrisis ook ver te zoeken.
Daarbij roept ook het democratische gehalte van de EU de nodige vraagtekens op.
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Video
Stellingen.
Nederland moet net als Engeland uit de EU stappen.
De Europese Unie is nog steeds een goed idee, we moeten alleen het systeem verbeteren.
Eigenlijk moeten wij nog veel meer samenwerken. Europese landen zouden eigenlijk op moeten gaan in een Verenigde staten van Europa.
Nederland moet de gulden weer invoeren, door de Euro is alles duurder geworden.
Slide 20 - Tekstslide
Welke 4 landen deden met het Schumanplan mee
A
Frankrijk, Duitsland, Spanje Griekenland.
B
Frankrijk, Duitsland, Luxemburg, Nederland,
C
Duitsland, Nederland, Belgie en Engeland.
D
Frankrijk, Duitsland, Rusland, , Nederland.
Slide 21 - Quizvraag
Welke volgorde is juist?
A
EGKS, EU, EG, euro
B
Euro, EU, EG, EGKS
C
EGKS, EG, EU, euro
D
EGKS, EG, euro, EU
Slide 22 - Quizvraag
Er zijn 28 landen lid van de EU.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 23 - Quizvraag
Met de euro kun je in de hele EU betalen .
A
Juist
B
Onjuist
Slide 24 - Quizvraag
De EU bestaat sinds....
A
1951
B
2002
C
1993
D
1989
Slide 25 - Quizvraag
Hoe heet de Franse minister, die er voor zorgde dat Frankrijk en Duitsland na WOII weer gingen samenwerken.
A
Chamberlain
B
Chateaubraind
C
Balzac
D
Schuman
Slide 26 - Quizvraag
In 1992 werd de Europese Unie opgericht. In welke Nederlandse plaats?
A
Maastricht
B
Rotterdam
C
Den Haag
D
Amsterdam
Slide 27 - Quizvraag
De Europese Unie heeft ervoor gezorgd dat dierproeven voor het maken van cosmetica verboden zijn.
A
waar
B
niet waar
Slide 28 - Quizvraag
Om als land toe te treden tot de EU moet je de mensenrechten beschermen.
A
waar
B
niet waar
Slide 29 - Quizvraag
De EU heeft meer inwoners dan de Verenigde Staten.
A
waar
B
niet waar
Slide 30 - Quizvraag
Hoe werkt de Europese Unie?
Slide 31 - Tekstslide
Regeringsleiders en staatshoofden van alle lidstaten samen bepalen de beleidslijnen.
4 keer per jaar een Europese Top.
Extra 'toppen'
bootvluchtelingen. millieu
Charles Michel voorzitter
Europese Raad
Slide 32 - Tekstslide
Europese Commissie
Dagelijks bestuur. Europese Commisie maakt voorstellen voor wetten. De Europese commissie controleert ook of alle EU - landen die wetten invoeren.
Bestaat uit 28 commissarissen (vergelijkbaar met onze ministers). Uit elke lidstaat komt een Eurocommissaris.
Elke Eurocommissaris is verantwoordelijk voor een beleidsterrein. (een thema)
Slide 33 - Tekstslide
Raad van Ministers
Bestaat uit ministers van alle lidstaten.
De samenstelling van de Raad is afhankelijk van het onderwerp dat besproken wordt.
Is het thema onderwijs , komen de ministers van onderwijs uit alle EU-landen bijelkaar.
Zo behartigen de ministers hun landsbelang.
Bepalen het beleid van de Europese Commissie.
Slide 34 - Tekstslide
Europees Parlement
Het Europees Parlement bestaat uit 751 leden. Ze worden iedere vijf jaar door de burgers van de lidstaten gekozen. Hoe meer inwoners een lidstaat heeft, hoe meer zetels dat land heeft in het Europees Parlement.
Het Parlement beslist over de wetsvoorstellen van de Europese Commissie.
Slide 35 - Tekstslide
Burgers van de Europese lidstaten kiezen elke 5 jaar leden voor het Europees parlement.