Zuren en Basen

In deze LessonUp
§1: Herhaling; wat zijn zuren/basen + indicatoren
§2: Wat is een zuur
§3: Wat is een base

Maak voor jezelf een paar korte aantekeningen per slide. Kijk of je begrijpt wat er staat. Zo niet? Check je boek H6. Dan nog niet? Vraag mij in teams. 
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

In deze LessonUp
§1: Herhaling; wat zijn zuren/basen + indicatoren
§2: Wat is een zuur
§3: Wat is een base

Maak voor jezelf een paar korte aantekeningen per slide. Kijk of je begrijpt wat er staat. Zo niet? Check je boek H6. Dan nog niet? Vraag mij in teams. 

Slide 1 - Tekstslide

Wat zijn Zuren en Basen?

Slide 2 - Tekstslide

Zure oplossingen
pH lager dan 7, smaken zuur

Slide 3 - Tekstslide

Eigenschappen van een zure oplossing
  • Bijtend
  • pH < 7
  • Stroomgeleidend
  • Aantasten van onedele metalen
  • Aantasten van gebouwen (kalksteen) en beton

Slide 4 - Tekstslide

Basisch
Basische oplossingen zijn het tegenovergestelde van een zure oplossing. 
pH > 7 

Zeep is een voorbeeld 
Goede ontvetters

Slide 5 - Tekstslide

Indicatoren
Meeste indicatoren veranderen van kleur als ze boven of onder een bepaalde pH komen.
Uitzonderingen -> rodekoolsap en universeel indicatorpapier. 
Soorten Indicatoren
Lakmoespapier
- blauw lakmoespapier
- rood lakmoespapier
Rodekoolsap
Fenolftaleïne
Universeel indicatorpapier--> hiermee kun je alleen de pH bepalen! 

Slide 6 - Tekstslide

Concentratie en pH
  • Hoe zuur of basisch iets is, hangt af van de concentratie.

  • De pH schaal geeft aan hoe zuur of basisch iets is. 

  • Zure oplossingen hebben een pH < 7
  • Neutrale oplossingen hebben een pH van 7
  • Basische oplossingen hebben een pH > 7 (max 14)



Slide 7 - Tekstslide

Wat geeft de pH aan?
A
de zuurgraad
B
aanhechtingsvermogen
C
of het een vloeistof, vaste stof of gas is
D
de neutraalheid

Slide 8 - Quizvraag

Citroensap heeft een pH van 3.
Waarmee kan deze pH zijn bepaald?
A
blauw lakmoespapier
B
rood lakmoespapier
C
fenolftaleïen
D
universeelindicatorpapier

Slide 9 - Quizvraag

Sam meet een pH van 9 . Waarvan meet hij de pH?
A
Maagzuur
B
Zeep
C
Zure regen
D
Water

Slide 10 - Quizvraag

Aan een zuur met pH3 wordt water toegevoegd. Wat kan nu de pH zijn?
A
pH2
B
pH3
C
pH4
D
pH8

Slide 11 - Quizvraag

de pH...
A
is hoog in een zure oplossing
B
is hoog in een basische oplossing
C
is <7 in een zure oplossing
D
is >7 bij een zure oplossing

Slide 12 - Quizvraag

Een douchegel is "pH huidnetraal" en heeft een pH van 8,2. Deze douchegel is...
A
Zuur
B
Basisch
C
Neutraal

Slide 13 - Quizvraag

Bij het meten van de pH kleurt het universele pH papier blauw.
Welke pH heeft de stof ongeveer?
A
1
B
5
C
7
D
14

Slide 14 - Quizvraag

Bij het meten van de pH kleurt het universele pH papier oranje.
Welke pH heeft de stof ongeveer?
A
1
B
5
C
7
D
11

Slide 15 - Quizvraag

Zure oplossing
In alle zure oplossingen zit het deeltje H+ opgelost.

Een zuur is een stof die H+ afstaat. Hiernaast zie je wat voorbeelden.


Slide 16 - Tekstslide

Filmpje
Bekijk het filmpje in de volgende slide.
In de slide erna staat nog een keer de tabel uit je boek van §2. 
De zuren moet je met formule kennen! (Dus uit je hoofd leren!) 

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Zure oplossingen ('verdund' zuur)

Slide 19 - Tekstslide


Wat is de notatie van een oplossing van zwavelzuur?
A
HCl(aq)
B
H+(aq)+Cl(aq)
C
H2SO4(aq)
D
2H+(aq)+SO42(aq)

Slide 20 - Quizvraag


Wat is de notatie van een oplossing van fosforzuur?
A
H3PO4(aq)
B
3H+(aq)+PO43(aq)
C
H2SO4(aq)
D
2H+(aq)+SO42(aq)

Slide 21 - Quizvraag


Wat is de notatie van een oplossing van zoutzuur?
A
HCl(aq)
B
H+(aq)+Cl(aq)
C
H2SO4(aq)
D
2H+(aq)+SO42(aq)

Slide 22 - Quizvraag

Wat is een base?
Tegenovergestelde van zuur
Deeltje dat H+ kan opnemen

pH hoger dan 7 (maximaal 14)

Slide 23 - Tekstslide

Bekende basische stoffen
  • Hydroxide-ion:        H+ (aq) + OH- (aq) -> H2O (l)
  • Oxide-ion:               2 H+ (aq) + O2- (aq) -> H2O (l)
  • Carbonaat-ion:        2 H+ (aq) + CO32- (aq) -> H2O (l) + CO2 (g)
  • Ammoniak:              H+ (aq) + NH3 (aq) -> NH4+ (aq)

Slide 24 - Tekstslide

Eigenschappen van basen
Alle basische oplossingen:
  • kunnen H+-ionen opnemen.
  • hebben een pH hoger dan 7.
  • smaken zeepachtig.
  • kunnen stroom geleiden.
  • reageren met vet.
  • reageren met zuren.

Slide 25 - Tekstslide


Lees het artikel. Wat zijn de formules van de ionen die voorkomen in natronloog inclusief toestandsaanduidingen.
A
H+(aq)+Cl(aq)
B
Na+(aq)+OH(aq)
C
K+(aq)+OH(aq)
D
Ca2+(aq)+2OH(aq)

Slide 26 - Quizvraag

Kalkwater is een triviale naam. Zoek in je binas op wat kalkwater is.

Slide 27 - Open vraag

Geef de reactievergelijking als kalkwater ontstaat uit calciumhydroxide. Inclusief faseaanduiding!

Slide 28 - Open vraag

Waarvoor wordt kalkwater in de scheikunde gebruikt?

Slide 29 - Open vraag

Wat is het verschil tussen ammoniak en ammonia?

Slide 30 - Open vraag


Speeksel bevat HCO3- ionen. Deze base kan met het zuur uit frisdrank reageren, maar deze reactie gaat niet erg snel. 
Geef de reactievergelijking van H+ met HCO3- met fase aanduidingen. 

Slide 31 - Open vraag

Welk coëfficiënt moet worden ingevuld voor de OH- om de reactie kloppend te maken?
A
2
B
3
C
4
D
6

Slide 32 - Quizvraag

Welke toestandsaanduiding hoort er bij de OH- ?
A
(aq)
B
(s)
C
(l)
D
(g)

Slide 33 - Quizvraag

Opdracht
Maak nu de overige opdrachten uit H6 §1, 2 en 3
Kijk in de studiewijzer welke opgaven je moet maken. 

Heb je vragen? Stuur mij even een chatbericht in teams. 

Slide 34 - Tekstslide