TH 6 BS 1 t/m 3

TH 6 Erfelijkheid & Evolutie

Noem het verschil tussen feno- en genotype

Leg uit wat chromosomen en genen te maken hebben met je uiterlijk

Geef een argument waarom we er allemaal anders uitzien, behalve een eeneiige tweeling
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

TH 6 Erfelijkheid & Evolutie

Noem het verschil tussen feno- en genotype

Leg uit wat chromosomen en genen te maken hebben met je uiterlijk

Geef een argument waarom we er allemaal anders uitzien, behalve een eeneiige tweeling

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je al
Genotype en fenotype

De opbouw van erfelijk materiaal

Slide 2 - Tekstslide

Welke van de volgende eigenschappen is niet erfelijk?
A
Oogkleur
B
De rode kleur van een roos
C
Moedervlek
D
Vachtkleur van een cavia

Slide 3 - Quizvraag

Bevat een cel van de lever de erfelijke informatie voor het maken van speeksel?
A
Ja
B
Nee

Slide 4 - Quizvraag

Wat zijn de eenheden van erfelijkheid?
A
Moleculen
B
Organen
C
Cellen
D
Genen

Slide 5 - Quizvraag

Erfelijk
niet-erfelijk

46 chromosomen

Slide 6 - Sleepvraag

Wat wordt bepaald door genotype of fenotype? Sleep de eigenschappen A t/m H naar genotype of fenotype. 
Genotype
Fenotype
Een wipneus
Stijl haar vanaf de geboorte
Piercings 
Behaarde bladeren
Een litteken
Je kan goed piano spelen
Eelt op je handen door hard werken
Blauwe ogen

Slide 7 - Sleepvraag

Zijn onderstaande voorbeelden van fenotypen erfelijk of niet-erfelijk?
erfelijk
niet erfelijk
navelpiercing
flaporen
stijl haar
blauwe plukken haar

Slide 8 - Sleepvraag

Genotype
De erfelijke eigenschappen liggen in de DNA
Dit noemen we het genotype
Het genotype wordt bepaald bij de bevruchting en kan tijdens het leven niet meer veranderen!

Slide 9 - Tekstslide

Fenotype
  • Alle eigenschappen van een organisme noem je het fenotype van dat organisme. 
  • Je fenotype wordt bepaald door je genotype, maar ook door je leefstijl en je omgeving. 

Slide 10 - Tekstslide

Is deze eigenschap erfelijk of
niet-erfelijk?
A
erfelijk
B
niet-erfelijk

Slide 11 - Quizvraag

Wat is een erfelijke eigenschap?
A
Litteken
B
Piercing
C
Blauwe ogen

Slide 12 - Quizvraag

Wordt deze eigenschap bepaald door het  genotype / fenotype of door beiden?
GENOTYPE
FENOTYPE
Zowel fenotype als genotype
Iemands
lengte
Iemands
bloedgroep
Iemands bruine ogen
Iemands nieuwe haarkleur
Iemands hoge cholesterol-gehalte

Slide 13 - Sleepvraag

(Voornamelijk) door genotype
Combinatie van genotype en milieufactoren
(Voornamelijk) door milieufactoren
De kans dat je een tumor (kanker) ontwikkeld in je leven
De lengte van je nagels
Je bloedgroep

Slide 14 - Sleepvraag

Sleep de eigenschappen naar het juiste vak of ze erfelijk of niet erfelijk zijn.
Erfelijk
Niet erfelijk
Behaarde bladeren
Slaphangende bladeren
Bladeren met stekels
Blauwe ogen
Rimpels
Kort haar
Wipneus

Slide 15 - Sleepvraag

chromosomen
In de celkern liggen chromosomen.

Chromosomen zijn opgebouwd uit  DNA en eiwit.

DNA bevat de informatie voor je erfelijke eigenschappen. 

Slide 16 - Tekstslide

chromosomen 
  • Dit is een chromosomenportret
  • Mensen hebben 23 paren chromosomen.
  • Totaal 46 chromosomen.
  • De paren zijn gelijk, behalve de geslachtschromosomen  (bij de man XY en vrouw XX)

Slide 17 - Tekstslide

Gen
Een stukje DNA dat de code voor een  erfelijke eigenschap draagt noemen we een GEN.
Allel = invulling van gen.
Voorbeeld van erfelijke eigenschappen:
haarkleur (blond, zwart, rood)
haarstijl (krullend of steil)
oogkleur (blauw, bruin, groen)

Slide 18 - Tekstslide

genen paren 
  • genen paren kunnen uit 2 dezelfde genen bestaan 
  • Of uit 2 verschillende genen 
  • genen kunnen dominant, recessief, dan komt 1 eigenschap tot uiting 
  • Genen kunnen ook intermediair zijn dan is de eigenschap een mix van de 2 genen. 
Genen

Slide 19 - Tekstslide

Menselijke cel

In een eicel zitten 23 chromosomen.
In een zaadcel zitten 23 chromosomen.

Eicel + zaadcel = een bevruchte cel met 46 chromosomen.


Die bevruchte cel deelt > alle lichaamscellen (behalve de geslachtscellen) hebben 46 chromosomen




Slide 20 - Tekstslide

Bevruchting

23 chromosomen moeder


23 chromosomen vader


46 chromosomen in de bevruchte eicel

(23 chromosomen paren)


Slide 21 - Tekstslide

Chromosoom
Chromosoom

Slide 22 - Tekstslide

Hoeveel genen heb je voor elke erfelijke eigenschap?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 23 - Quizvraag

op je DNA staat erfelijke informatie.
wat is niet erfelijk?
A
sproetjes
B
je lengte
C
je kleur haar
D
de kleur van je broek

Slide 24 - Quizvraag

Wat zijn allemaal erfelijke eigenschappen?
A
Kleurenblindheid, kort haar en lange vingers
B
Sproeten, blauwe ogen en piercings
C
Lange wimpers, kleurenblindheid en een wipneus
D
Karakter, sproeten en lange tenen

Slide 25 - Quizvraag

Wat zijn erfelijke eigenschappen?
A
Eigenschappen die voortdurend veranderen
B
Je persoonlijke eigenschappen
C
Eigenschappen die je van je ouders erft

Slide 26 - Quizvraag

Waar bevinden zich de erfelijke eigenschappen?
A
Overal in het lichaam
B
In elke celkern
C
In elke geslachtscel
D
In elke cel

Slide 27 - Quizvraag

Alle eicellen van een vrouw bevatten dezelfde erfelijke informatie.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 28 - Quizvraag

Erfelijkheid:
Bij sommige vormen van kanker speelt erfelijkheid een rol
A
Dit is juist
B
Dit is onjuist

Slide 29 - Quizvraag

Is de eigenschap erfelijk, is het aanleg of is  niet erfelijk? 
Erfelijk
Erfelijk
niet erfelijk
aanleg
Ik heb een wipneus..
In ons gezin is iedereen muzikaal. .
Mijn broer heeft een litteken onder zijn knie
Als ik in de zon ga liggen verbrand ik snel

Slide 30 - Sleepvraag

Bij de celdeling van lichaamscellen verandert de informatie van erfelijke eigenschappen NIET
A
juist
B
onjuist

Slide 31 - Quizvraag

Exit ticket
Er komen 10 vragen.

Maak je ze goed? dan heb je de stof onder de knie!
Dit betekent dat je verder kan!

Heb je nog niet alles goed? Kom dan nog even voor uitleg


Slide 32 - Tekstslide

De informatie van je erfelijke eigenschappen liggen in je
A
DNA
B
chromosomen
C
fenotype
D
genotype

Slide 33 - Quizvraag

Erfelijk of niet?
Kort haar
A
erfelijk
B
niet erfelijk

Slide 34 - Quizvraag

Een plant heeft bladeren die slap hangen.
Erfelijk of niet erfelijk?
A
erfelijk
B
niet erfelijk

Slide 35 - Quizvraag

Wat is geen erfelijke eigenschap
A
Lichaamslengte
B
Huidskleur
C
Persoonlijkheid
D
Haarkleur

Slide 36 - Quizvraag

Waarom hebben identieke tweelingen dezelfde erfelijke informatie?
A
Omdat ze dezelfde ouders hebben
B
Omdat ze in dezelfde stad wonen
C
Omdat ze uit dezelfde bevruchte eicel komen
D
Omdat ze op dezelfde dag zijn geboren

Slide 37 - Quizvraag

Menno zegt: De celkern van een levercel bevat de complete informatie voor al je erfelijke eigenschappen.

Annie zegt: Een gen bevat de informatie voor meerdere erfelijke eigenschappen.
A
Beide waar
B
Beide nietwaar
C
Menno: waar Annie: nietwaar
D
Menno: nietwaar Annie: waar

Slide 38 - Quizvraag

Een gen is een deel van een chromosoom met de erfelijke informatie voor één erfelijke eigenschap.
A
juist
B
onjuist

Slide 39 - Quizvraag

fenotype
Genotype

Slide 40 - Sleepvraag

Sleep het kruisje over het foute woord heen.

Het fenotype kan                    veranderen door invloeden uit de omgeving.

Steil haar laten krullen met een krultang is                     een verandering van het
genotype.

Het fenotype is                      altijd gelijk aan het genotype.

Een tatoeage is                      een verandering van het genotype

Het fenotype wordt                      bepaald door het genotype.
Niet
Wel
Niet
Niet
Niet
Wel
Wel

Slide 41 - Sleepvraag

Milieu
(leefstijl/ leef-omgeving)
Milieu &
Genotype
Genotype

Slide 42 - Sleepvraag