Thema 10 Regeling Basisstof 1 t/m 5

Thema 10 Regeling 1 t/m 5
1 / 54
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 54 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Thema 10 Regeling 1 t/m 5

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelstelling Bs. 1
  • Je kunt de delen en de functies van het zenuwstelsel noemen.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het centrale zenuwstelsel
  • Bestaat uit de hersenen (grote, kleine en hersenstam) en het ruggenmerg.
  • Ontvangt en geeft signalen door via de zenuwen.
  • De zenuwen verbinden het centrale zenuwstelsel met alle lichaamsdelen, zoals je ogen en je spieren.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Prikkel
= verandering in je omgeving die je kunt waarnemen (zowel binnen als buiten lichaam)

opgevangen door receptoren (gespecialiseerd in één type prikkel) die vaak gelegen zijn in een zintuig.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De werking van het zenuwstelsel
  • Zintuigcellen zijn de receptoren
  • Prikkels zijn signalen uit de omgeving
  • Impulsen zijn de signalen die je lichaam gebruikt om informatie door te geven (elektrische stroompjes) 
  • Drempelwaarde: wanneer een prikkel sterk genoeg is dat de prikkel door de zintuigen word omgezet in een impuls

Slide 5 - Tekstslide

Vul voor jezelf aan
Substraat: is wat wordt omgezet/verwerkt in een enzym
Active centrum: waar substraat bind met enzym
reactieproduct: wat uit de reactie komt
Prikkels van buiten  -->
Impulsen lopen over de zenuwen

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Prikkels
impulsen
zintuig
spieren
centrale zenuwstelsel
impulsen

Slide 9 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk letter geeft de hersenstam aan?
A
Q
B
R
C
S
D
T

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk letter geeft de kleine hersenen aan?
A
Q
B
R
C
S
D
T

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het tetanusgif dat bacteriën aanmaken kan vanuit het bloed in uitlopers van zenuwcellen terechtkomen en via het zenuwstelsel verspreid worden. Roberto wordt door een hond in zijn arm gebeten en raakt besmet met tetanusbacteriën. Het tetanusgif komt in zijn centraal zenuwstelsel terecht via uitlopers in een armzenuw.

Welk deel van zijn centraal zenuwstelsel wordt dan als eerste bereikt?
A
Grote hersenen
B
Kleine hersenen
C
Hersenstam
D
Ruggenmerg

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Doelstelling Bs. 2
  • Je kunt in een afbeelding van een zenuwcel de delen benoemen
  • je kunt drie typen zenuwcellen noemen met hun functies en kenmerken
  • je kunt omschrijven wat een zenuw is en je kunt drie typen zenuwen noemen met hun kenmerken

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zenuwcellen
Zenuwcellen bestaan uit:
  • Cellichaam= bevat onder andere de celkern
  • Uitloper = vervoeren de impuls

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het zenuwstelsel
  • Zintuig neemt prikkel waar
  • Zintuig stuurt impuls (stroompje) naar het centrale zenuwstelsel
  • Centrale zenuwstelsel verwerkt de impuls
  • Centrale zenuwstelsel stuur impuls naar spier/klier

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het zenuwstelsel
  • Zintuig neemt prikkel waar.
  • Zintuig stuurt impuls (stroompje) naar het centrale zenuwstelsel:  Gevoelszenuwcel
  • Centrale zenuwstelsel verwerkt de impuls: 
    Schakelcel
  • Centrale zenuwstelsel stuur impuls naar spier/klier: Bewegingszenuwcel

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1) Impuls naar hersenen toe

2) Verwerking in hersenen

3) Impuls terug

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitloper
Cellichaam
Celkern
Uitloper

Slide 18 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gevoelszenuwcel
  • Van zintuigen naar centraal zenuwstelsel
  • Cellichaam ligt vlakbij centraal zenuwstelsel

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bewegingszenuwcel
  • Van centraal zenuwstelsel naar spieren/klieren.
  • Cellichaam ligt in centraal zenuwstelsel en heeft vertakkingen.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schakelcel
  • Liggen helemaal in het centraal zenuwstelsel.
  • Verbinden zenuwcellen met elkaar.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

geleid impulsen naar spieren
geleid impulsen naar hersenen
geleid impulsen vanaf hersenen
geleid impulsen vanaf zintuigen
geleid impulsen in het ruggenmerg
geleid impulsen tussen zenuwcellen
bewegingszenuwcel
schakelzenuwcel
gevoelszenuwcel

Slide 25 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies


Zet de woorden in de juiste volgorde.
Ruggenmerg
Spieren
Bewustwording
Zintuigcel
Hersenen
Impulsen in bewegingszenuwcellen
Prikkel
Impulsen in gevoelszenuwcellen
Ruggenmerg

Slide 26 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Doelstelling Bs. 3
  • Je kunt de delen van het ruggenmerg noemen met hun functies en kenmerken.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ruggenmerg
Centraal zenuwstelsel
Hersenen en ruggenmerg
  • Wervelkolom
  • Gat in wervel (wervelkanaal)
  • Ruggenmerg doorheen
  • Zenuwen naar ruggenmerg

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het ruggenmerg

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelstelling Bs. 4
  • Je kunt de delen van de hersenen noemen met hun functies en kenmerken
  • Je kunt de invloed van verdovende, stimulerende en bewustzijns veranderde middelen op het zenuwstelsel beschrijven en de risico's van het gebruik van verslavende middelen noemen.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De hersenen
Grijze stof en witte stof
grote hersenen, kleine hersenen, hersenstam

Hersencentra

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4

Slide 35 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Grote hersenen
Ruggenmerg
Hersenstam
Kleine hersenen

Slide 36 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

03:33
bewegingszenuwcel
schakelzenuwcel
gevoelszenuwcel
in je arm
in je netvlies (oog)
in je ruggenmerg
in je hersenen

Slide 37 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

05:56
Als je een geluid waarneemt, komt dat omdat er in een bepaald deel van de hersenen impulsen aankomen.
In welk deel van de hersenen is dat?
A
de hersenstam
B
de grote hersenen
C
het ruggenmerg
D
de kleine hersenen

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

05:57
Welk onderdeel van de hersenen stemt de bewegingen op elkaar af?
A
Grote hersenen
B
Kleine hersenen
C
Hersenstam
D
Ruggenmerg

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

10:17
Wat beïnvloedt de hersenen?
A
Alcohol
B
Drugs
C
Medicijnen
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bewuste reacties
Normale route:
1. Zintuig
2. Sensorische zenuwcel
> Ruggenmerg
3. Schakelcellen
> Hersenen
4. Schakelcellen
> Ruggenmerg
5. Motorische zenuwcel

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bewuste reacties
Normale route:
1. Zintuig
2. gevoelszenuwcel
3. Schakelcellen in ruggenmerg
4. Schakelcellen in hersenen
5. schakelcellen in ruggenmerg
6. bewegingszenuwcel
7. spier

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelstelling Bs. 5
  • Je kunt de functies van reflexen noemen en je kunt een reflexboog beschrijven

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 46 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Zie je hier een bewuste reactie of een reflex?
A
bewuste reactie
B
reflex

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De reflexboog van je knie reflex gaat via ....
A
het ruggenmerg
B
de hersenstam
C
de kleine hersenen
D
de grote hersenen

Slide 48 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk de afbeelding
Is dit een bewuste reactie
of een reflex?
A
Bewuste reactie
B
Reflex

Slide 49 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het voordeel van de snelle reactie van een reflex?
A
Bescherming van het lichaam tegen onverwachte beschadiging
B
Ter waarschuwing voor de hersenen
C
Handhaven van een bepaalde houding van het lichaam

Slide 50 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Reflex
Bewust
zintuig - gevoelszenuwcel  - schakelcel (ruggenmerg) - bewegingszenuwcel - spier
zintuig - gevoelszenuwcel - schakelcel (ruggenmerg_ - hersenen - bewegingszenuwcel - spier
Je bepaalt niet hoe je reageert.
Je bepaalt hoe je reageert.

Slide 51 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de afbeelding hiernaast is schematisch weergegeven hoe enkele zenuwcellen impulsen geleiden vanuit de huid naar een spier. De pijlen geven de richting van de impulsen aan.

Treedt als gevolg van deze impulsen een reflex op of een bewuste beweging?
A
Reflex
B
Bewuste reactie
C
Dit zou beide kunnen

Slide 52 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 53 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eindexamensite...

Slide 54 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies