hh verbanden 4 mavo

Herhaling van verschillende verbanden
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Herhaling van verschillende verbanden

Slide 1 - Tekstslide

Variabele
  • Variabele is het getal dat steeds kan veranderen ( de letters in de formule)

  • Inkomsten in € = 4,50 + 3,43t
Variabelen zijn: inkomsten in € en t

Slide 2 - Tekstslide

Lineair verband
  • H = 20 + 3a  H= hoogte in cm, a = afstand in cm

  • Begingetal = 20
  • Stapgrootte = 3
  • Minimum = 20

Slide 3 - Tekstslide

In deze les herhalen we wat je moet weten van verschillende verbanden voor SE 44 en het CSE

Slide 4 - Tekstslide

Van grafiek naar formule
variabele vert. = begingetal +/- stapgrootte x variabele hor. 

begingetal = snijpunt met de y-as

stapgrootte = verschil verticaal / verschil horizontaal

Slide 5 - Tekstslide

Van tabel naar formule
variabele onder = begingetal +/- stapgrootte x variabele  boven

begingetal = het getal wat in de tabel onder de 0 staat

stapgrootte = toename onder / toename boven

Slide 6 - Tekstslide

Bijzondere grafieken
y = getal -> horizontale lijn

x = getal -> verticale lijn

y = x -> diagonale lijn door O

Slide 7 - Tekstslide

Som en verschil formules
Som (hoeveel is het samen):
Huurprijs in € = 80+250w
Huurprijs in € = 20+270w
Totaal                 100+520w
Verschil (wat is het verschil):
Huurprijs in € = 80+250w
Huurprijs in € = 20+270w -
Verschil               60-20w

Slide 8 - Tekstslide

Vergelijkingen oplossen
met grafieken (alleen als ze er al zijn)

balansmethode (als het lineaire vergelijkingen zijn)

inklemmen (als de andere methodes niet kunnen)

Slide 9 - Tekstslide

Balans methode
  1. vergelijking opschrijven
  2. letters naar links
  3. getallen naar rechts
  4. delen door het getal voor de letter
  5. antwoord opschrijven

Slide 10 - Tekstslide

Inklemmen
  • doorgaan tot je het juiste getal gevonden hebt

  • invoer en uitkomst opschrijven

  • let op het aantal decimalen


  • áltijd één getal erboven en één eronder uitrekenen


Slide 11 - Tekstslide

Gelijkwaardige formules

Om erachter te komen of twee formules gelijkwaardig zijn, vul je in beide formules twee keer hetzelfde getal in.


Als de uitkomst beide keren hetzelfde is, zijn de formules gelijkwaardig

Slide 12 - Tekstslide

Parabool
  •  
  • kwadraat voor één van de twee variabelen
  • parabool is symmetrisch (verticale lijn door de top)
  • - voor het kwadraat -> berg parabool (anders dal parabool)
  • voor het tekenen van de grafiek, eerst een tabel met 7 punten maken, met de top in het midden.
y=ax2+bx+c

Slide 13 - Tekstslide

Wortelformules

 

  • let op de haakjes onder de wortel bij het invoeren op je rekenmachine


  • voor het tekenen van de grafiek, maak een tabel
hoogte=4a

Slide 14 - Tekstslide

Machtsformules
    Hoogte in m = 

    • Grafiek tekenen: tabel maken, assenstelsel tekenen met alle informatie en punten invullen.
    14+2,5t5

    Slide 15 - Tekstslide

    Exponentieel verband

    • Aantal =

    • Exponentiële groei omdat de  variabele een exponent is

    • Groeifactor, met welk getal je het begingetal vermenigvuldigt als de tijd 1 toeneemt


    begingetalgroeifactort

    Slide 16 - Tekstslide

    Toename 

    Oppervlakte = 
    Hoeveel komt erbij op de 15e dag?
    Dus tussen t= 14 (8 192) en t =15 (16 384)

    16 384 - 8 192 = 8 192 
    Dus op de 15e dag komt er 8 192           bij 


    0,52t
    dm2

    Slide 17 - Tekstslide

    Van % naar groeifactor

    • Rente is 3,5%
    • Na 1 jaar heb je 103,5%
    • Groeifactor is 103,5 : 100 = 1,035

    • Aantal panda's neemt 8,5% per jaar af
    • Na 1 jaar zijn er 91,5% 
    • Groeifactor is 91,5 : 100 = 0,915

    Slide 18 - Tekstslide

    Van groeifactor naar %

    • Groeifactor is 1,035
    • Na 1 jaar heb je 1,035 x 100 = 103,5
    • Rente is 103,5 - 100 = 3,5%

    • Groeifacor is 0,915
    • Na 1 jaar heb je 0,915 x 100 = 91,5
    • Percentage is 100 - 91,5 = 8,5%

    Slide 19 - Tekstslide

    Verdubbelingstijd en halveringstijd

    • Verdubbelingstijd: de tijd die nodig is om het begingetal te verdubbelen
    • Halveringstijd: de tijd die nodig is om het begingetal te halveren

    Bereken je meestal met inklemmen, let dan op het aantal decimalen waarop je  moet afronden. 

    Slide 20 - Tekstslide

    Omgekeerd evenredig verband

    • Uren vakkenvullen =                     als er in totaal 24 uren zijn

    • Bedrag per leerling =                    als de bus €600 in totaal kost

    • Delen door een variabele 

    • Grafiek is een hyperbool, in een tabel is boven x onder voor alle vakjes gelijk

    aantal24
    aantal600

    Slide 21 - Tekstslide

    Periodiek verband

    In een periodiek verband is spraken van een schommeling om een horizontale evenwichtstand met een vaste periode.


    Het aantal periodes per tijdseenheid heet een frequentie 


    Voorbeelden: trillingen, hoogte van een ventiel bij een rijdende  fiets, eb en vloed.

    Slide 22 - Tekstslide



    Slide 23 - Tekstslide

    Wat heb je deze les geleerd?

    Slide 24 - Open vraag

    wat vind je nog moeilijk in deze les?

    Slide 25 - Open vraag