- Geeft onmisbare of extra informatie over het woord dat ervoor staat.
- Staat meestal
achter een znw.
- Begint met een betrekkelijk vnw. (bijv. die of dat) of voorzetsel (over, naast, tijdens)
1 De scholieren, die hun huiswerk niet deden, kregen allemaal straf.
2 De scholieren die hun huiswerk niet deden, kregen allemaal straf.