SE Toets Arm en Rijk T3 1920

SE Arm & Rijk T3
• Dit SE bestaat uit 17 vragen hierbij kun je totaal 28 punten scoren.
De vragen beantwoord je online. Geef alleen uitleg als dat gevraagd wordt.

• Bekijk de afbeeldingen nauwkeurig voordat je antwoord geeft -> 
je kunt er op klikken om te vergroten.

• Lees een vraag heel nauwkeurig. 
Ook als je na de eerste keer lezen de vraag niet begrijpt dan lees je die vraag nog eens goed door.

• Als je een vraag niet begrijpt of je het antwoord niet weet, sla deze vraag dan over. 
Kom er later op terug.

• Check aan het eind van de toets of je alles goed hebt ingevuld -> klik daarna op inleveren.
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

SE Arm & Rijk T3
• Dit SE bestaat uit 17 vragen hierbij kun je totaal 28 punten scoren.
De vragen beantwoord je online. Geef alleen uitleg als dat gevraagd wordt.

• Bekijk de afbeeldingen nauwkeurig voordat je antwoord geeft -> 
je kunt er op klikken om te vergroten.

• Lees een vraag heel nauwkeurig. 
Ook als je na de eerste keer lezen de vraag niet begrijpt dan lees je die vraag nog eens goed door.

• Als je een vraag niet begrijpt of je het antwoord niet weet, sla deze vraag dan over. 
Kom er later op terug.

• Check aan het eind van de toets of je alles goed hebt ingevuld -> klik daarna op inleveren.

Slide 1 - Tekstslide

Bekijk het kaartje omslag van groei naar krimp.
Wat kan er met de winkelvoorzieningen gebeuren in de gebieden in Noordoost-Nederland (bij Duitse grens)?
A
De winkelvoorzieningen verbeteren; de winkeliers van de buurtwinkels hebben nu meer tijd voor elke klant.
B
De winkelvoorzieningen blijven gelijk; klanten hebben een auto en kunnen naar elke winkel toe rijden.
C
De winkelvoorzieningen breiden zich uit; er zijn veel potentiële nieuwe klanten.
D
De winkelvoorzieningen verslechteren; de winkeliers hebben te weinig klanten en sluiten hun winkel.

Slide 2 - Quizvraag

Niet alle ziekten komen overal in de wereld voor.
Van welke ziekte heeft men in Nigeria weinig last?
A
Obesitas
B
Malaria
C
Omgeving gerelateerde ziekten
D
Armoede-gerelateerde ziekten

Slide 3 - Quizvraag

Stellingen: Welk antwoord klopt.
I De zuidelijke staten van Nigeria, waar
olie gevonden wordt, zijn het meest
welvarend.
II Mensen zonder opleiding, vaak
afkomstig van het platteland in het
noorden, delen niet mee in de
opbrengsten van de oliewinning.

A
Beide stellingen zijn juist.
B
Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
C
Stelling II is juist, stelling I is onjuist.
D
Beide stellingen zijn onjuist.

Slide 4 - Quizvraag

Iemand zegt dat je in de grafiek ziet dat Nederland regionale verschillen in welvaart kent. Klopt deze stelling? Leg uit.

Slide 5 - Open vraag

Wat kun je afleiden uit deze figuur?
Kies uit:
A
Het percentage (%) koopwoningen onder jonge Turken neemt toe.
B
Het % huurwoningen onder jonge Turken neemt toe.
C
Het % Turken met een universitaire opleiding neemt toe.
D
Het % jonge Turken met een ongezonde levensstijl neemt toe.

Slide 6 - Quizvraag

Welke conclusie kun je trekken als je allochtonen en autochtonen met elkaar vergelijkt.
In je antwoord moet je dus een vergelijking maken waarbij je zowel iets zegt over de autochtonen (geboren in het land waar ze wonen) als over de allochtonen (mensen met een migratieachtergrond).

Slide 7 - Open vraag

In deze figuur zie je dat de voedselonzekerheid in de VS verschilt per ras en etniciteit (=bevolkingsgroep).
Welke conclusie kun je trekken als je naar de figuur kijkt?

Slide 8 - Open vraag

Leg duidelijk uit welk begrip in de foto bedoeld wordt als je naar de verbetering van een woonwijk kijkt.
Onderbouw je antwoord met een duidelijk argument.

Slide 9 - Open vraag

In de VS is een grote productiviteit per ha. Landbouw is belangrijk voor de VS. Leg uit waarom er in de handel tussen de VS en de rest van de wereld oneerlijkheid bestaat.
Gebruik in je antwoord de begrippen handelsbelemmeringen, exportsubsidies en dumpen. Alle begrippen moeten in je antwoord staan!

Slide 10 - Open vraag

Welke stelling is juist?
A
Vergrijzing is de toename van het aantal jongeren in de samenleving.
B
Welzijn is al het geld wat er in een land verdiend wordt in alle sectoren.
C
Ontgroening is de afname van het aantal jonge mensen in de samenleving.
D
Welvaart is de rijkdom van een land gemeten op basis van levensomstandigheden.

Slide 11 - Quizvraag

De meeste probleemwijken liggen in de grote steden. Liggen de probleemwijken die op dit kaartje staan allemaal in een gebied met veel congestie? Gebruik in je antwoord een argument uit het kaartje

Slide 12 - Open vraag

Welk kenmerk hoort niet
bij de bewoners van een probleemwijken?

A
Slechte opleiding
B
Hoogopgeleid
C
Slecht betaalde baan
D
Hebben vaak een migratieachtergrond

Slide 13 - Quizvraag

Naast bnp/pp en brp/pp bestaat ook het bbp/pp. Hoe bereken je het bbp/pp?
A
Je deelt het aantal inwoners in een land door de waarde van alles wat er verdiend wordt in dat jaar.
B
Je vermenigvuldigt het bbp van dat jaar met het aantal inwoners van dat land en deelt dat door 1000.
C
Je deelt de waarde van alles wat in een jaar in een land verdiend wordt door het aantal inwoners van dat land.
D
Je deelt het bbp van het land door het aantal consumptiegoederen van dat jaar en vermenigvuldigt dat met het aantal pp’s.

Slide 14 - Quizvraag

Welk antwoord heeft niet te maken met welzijn
A
Onderwijs
B
Gezondheidszorg
C
Koopkracht
D
BBP per persoon

Slide 15 - Quizvraag

Welk begrip van A t/m D
hoort er niet bij?
A
Ondervoeding
B
Overvoeding
C
Kwalitatieve honger
D
Kwantitatieve honger

Slide 16 - Quizvraag