In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
WELCOME
1BK/KM/MH
Slide 1 - Tekstslide
This week's goals:
- I understand grammar: personal and possessive pronouns
- I can use them correctly in an English sentence.
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
PERSONAL PRONOUNS
Persoonlijke voornaamwoorden zeggen iets over de persoon die iets doet.
She is very sweet.
They are always late.
Why do you like him?
Slide 4 - Tekstslide
Write a sentence using a personal pronoun
Slide 5 - Woordweb
Dit zijn persoonlijke voornaam-
woorden die gaan over het VOORWERP. Ze staan aan het einde van de zin.
Slide 6 - Tekstslide
LET OP! HET ENGELSE WOORD 'I' SCHRIJF JE ALTIJD MET EEN HOOFDLETTER, OOK AL STAAT HET MIDDEN IN DE ZIN!
Dit zijn persoonlijke voornaam-
woorden die gaan over het ONDERWERP. Ze staan aan het begin van de zin.
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Persoonlijke voornaamwoorden - 2e rijtje
Slide 9 - Tekstslide
HET VERSCHIL TUSSEN RIJTJE 1 EN RIJTJE 2 WORDT UITGELEGD IN HET FILMPJE OP DE VOLGENDE PAGINA.
min 4.00
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Video
Do you help your dad? Do you help .....?
A
she
B
he
C
him
D
her
Slide 12 - Quizvraag
Peter is in love with his girlfriend, Anne. He loves ........ .
A
her
B
his
C
you
D
we
Slide 13 - Quizvraag
We gave him the money and he gave .......... (we) the candy.
A
him
B
them
C
her
D
us
Slide 14 - Quizvraag
They were really angry at .......... (she).
A
him
B
them
C
her
D
us
Slide 15 - Quizvraag
Vul aan: ___ (ik) am 12 years old.
A
You
B
He
C
They
D
I
Slide 16 - Quizvraag
Vul aan: My friends are always nice to ___ (hen).
A
you
B
us
C
them
D
me
Slide 17 - Quizvraag
My mom doesn't like .......... (they).
A
him
B
them
C
her
D
us
Slide 18 - Quizvraag
Vul aan: ___ (zij) is late for school.
A
They
B
She
C
He
D
It
Slide 19 - Quizvraag
Are ___ (we) going to play soccer with ___ (haar)?
A
you / him
B
we / her
C
I / it
D
they / us
Slide 20 - Quizvraag
Bezittelijke voornaamwoorden
Slide 21 - Tekstslide
Bezittelijke voornaamwoorden
Wat doen bezittelijke voornaamwoorden?
Ze geven bezit aan
Je gebruikt ze dus om aan te geven dat iets van iemand is.
Slide 22 - Tekstslide
mijn
jouw
zijn
haar
ons/onze
jullie/uw
hun
my
your
his
her
our
your
their
Bezittelijke voornaamwoorden - 1
Slide 23 - Tekstslide
Bezittelijke voornaamwoorden
Net zoals in het Nederlands kun je op nog een manier aangeven dat iets van iemand is. Kijk maar naar het voorbeeld hieronder.
Dat is mijnfiets.
Die fiets is van mij.
De betekenis van de zin is hetzelfde, maar de manier van zeggen is anders. Net als in het Nederlands gebruik je dan een ander bezittelijk voornaamwoord
Slide 24 - Tekstslide
van mij
van jou
van hem
van haar
van ons
van jullie/u
van hen
mine
yours
his
hers
ours
yours
theirs
Bezittelijke voornaamwoorden - 2
Slide 25 - Tekstslide
Kies het juiste bezittelijk voornaamwoord:
Is this cup ... ?
A
your
B
yours
Slide 26 - Quizvraag
Kies het juiste bezittelijk voornaamwoord:
The coffee is ...
A
mine
B
my
Slide 27 - Quizvraag
Kies het juiste bezittelijk voornaamwoord:
That dog is ...
A
hers
B
her
Slide 28 - Quizvraag
Kies het juiste bezittelijk voornaamwoord:
Is that coffee ...?
A
their
B
theirs
Slide 29 - Quizvraag
Kies het juiste bezittelijk voornaamwoord:
That food is ...
A
our
B
ours
Slide 30 - Quizvraag
Vul aan: ___ (hij) is taller than ___ (mij).
A
he / me
B
we / I
C
she / him
D
you / us
Slide 31 - Quizvraag
Kies het juiste bezittelijk voornaamwoord:
ieeew there is a hair in my food! It's dark so it must be ... !