4. Het christendom

Het Romeinse Rijk


4. Het christendom
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Introductie

Aan het eind van deze les kun je herkennen en uitleggen hoe het christendom ontstond en waarom dit een belangrijke godsdienst werd.

Onderdelen in deze les

Het Romeinse Rijk


4. Het christendom

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoel

Aan het eind van deze les kun je herkennen en uitleggen hoe het christendom ontstond en waarom dit een belangrijke godsdienst werd.

Slide 3 - Tekstslide

Wat weet jij eigenlijk
van het christendom?

Slide 4 - Woordweb


Koninkrijk?


De stadstaat Rome is ooit een koninkrijk geweest,
hoewel daar erg weinig over bekend is.

En of het verhaal van Romulus en Remus waar is....?
In 117 na Christus was het Romeinse Rijk op zijn grootst. 
In 63 v. Chr. veroverden de Romeinen de streek Palestina. Hier woonden vooral joden. Zij geloven in één god. Dit heet: monotheïsme (monos=enkel, theos=god).
De joden geloofden dat een verlosser hen zou bevrijden van al het kwaad, dus misschien ook wel van de Romeinen.
Romeinen geloven in meerdere goden. Dit heet: polytheïsme (poly=meer, theos=god). Overwonnen volken mogen hun eigen goden houden, zolang ze de belangrijkste Romeinse goden ook vereren. De Romeinen nemen op hun beurt ook weer Goden van andere volken over.

Slide 5 - Tekstslide


Jezus van Nazareth


Jezus is een Joodse man die rondreist in de streek Palestina en vertelt dat God goede mensen beloont en slechte mensen straft.

Jezus krijgt veel aanhangers. De Romeinen vinden hem daarom gevaarlijk. Ze nemen hem gevangen en kruisigen hem, de straf voor een opstandige slaaf.

Slide 6 - Tekstslide


Heeft Jezus echt bestaan?


Historici vermoeden van wel, hoewel er over het leven van Jezus geen (geschreven) bronnen zijn. Ook de Romeinen hebben niets opgeschreven over deze persoon. Alles wat wij van hem weten is (ongeveer 50 jaar) later opgeschreven, bijvoorbeeld in de Bijbel (Nieuwe Testament).






Slide 7 - Tekstslide


Christenen


De volgelingen van Jezus noemen zichzelf christenen. Deze naam komt 
van Christus, dat 'gezalfde' betekent.  Jezus wordt door zijn volgelingen zo genoemd. Zij geloven in de woorden die Jezus (via zijn leerlingen) 
aan hen heeft gegeven: 
'Iedereen is gelijk voor God en voor ieder goed mens is er een plek in de hemel'.

Slide 8 - Tekstslide


Christenen in het Romeinse Rijk


Het Christendom verspreidt zich snel in het Romeinse Rijk. De goede wegen 
en de aantrekkingskracht van het geloof (gelijkheid in de hemel, mysterieus en interessant) zorgen ervoor dat veel mensen christen worden.


Christenen gebruikten zelden het kruis als symbool. Ze gebruikte liever het Chi Rho-teken: de eerste twee letters van de naam Christus in het Grieks. De twee letters naast het teken zijn de alpha (α) en de omega (Ω): de eerste en laatste letter van het Griekse alfabet. Hiermee gaven ze aan dat Jezus het begin en het einde was.

Slide 9 - Tekstslide


Christenen in het Romeinse Rijk


Het Christendom verspreidt zich snel in het Romeinse Rijk. 
De goede wegen en de aantrekkingskracht van het geloof 
zorgen ervoor dat veel mensen christen worden.


De verspreiding van het Christendom in het Romeinse Rijk.
Verspreiding rond het jaar 75.
Verspreiding rond het jaar 200.
Verspreiding rond het jaar 300.
Verspreiding rond het jaar 400.

Slide 10 - Tekstslide


Christenvervolging


Maar christen zijn in het Romeinse Rijk is levensgevaarlijk! 
Net als het Jodendom geloven de christenen maar in één god, 
en dat is niet de Romeinse keizer!

De Romeinse keizers laten daarom de christenen vervolgen en doden...
Onder sommige Romeinse steden bevonden zich catacomben waarin christenen (maar ook Joden) hun doden begroeven.
Veel van deze catacomben zijn mooi versierd met christelijke muurschilderingen.
De catacomben werden soms ook gebruikt voor kerkdiensten, omdat het boven de grond te gevaarlijk was om openlijk voor je geloof uit te komen.

Slide 11 - Tekstslide


Christenvervolging


Maar christen zijn in het Romeinse Rijk is levensgevaarlijk! 
Net als het Jodendom geloven de christenen maar in één god, 
en dat is niet de Romeinse keizer!

De Romeinse keizers laten daarom de christenen vervolgen en doden...
Om voor elkaar (maar niet voor de Romeinen!) herkenbaar te zijn, gebruikten christenen symbolen. Zo tekenden ze bijvoorbeeld een ichthus (vis) in het zand om hun geloof aan andere christenen kenbaar te maken. Als er dan een Romein in de buurt was, konden ze het symbool weer eenvoudig wissen.
Hoewel de naam ichthus, vis betekent, is het ook een afkorting van de eerste letters van: Jezus Christus, Gods zoon, (en / de) Redder, in het Grieks.

Slide 12 - Tekstslide


Christenvervolging


Maar christen zijn in het Romeinse Rijk is levensgevaarlijk! 
Net als het Jodendom geloven de christenen maar in één god, 
en dat is niet de Romeinse keizer!

De Romeinse keizers laten daarom de christenen vervolgen en doden...
Voor de leeuwen gooien, was een gebruikelijk doodstraf voor christenen tijdens hun vervolgingen in het Romeinse Rijk.
Het moet een gruwelijk spektakel zijn geweest, maar wat vooral indruk op de toeschouwers maakte was dat de christenen soms niet gingen vechten met de leeuwen, maar bidden tot hun god. 
De toeschouwers waren verbijsterd, maar ook nieuwsgierig: als je toch zoveel vertrouwen in je god hebt, dan moet het wel een hele goede god zijn. 

Slide 13 - Tekstslide


Christenvervolging


Maar christen zijn in het Romeinse Rijk is levensgevaarlijk! 
Net als het Jodendom geloven de christenen maar in één god, 
en dat is niet de Romeinse keizer!

De Romeinse keizers laten daarom de christenen vervolgen en doden...
Keizer Nero was één van de felste tegenstanders van de christenen. Hij gaf hen de schuld van de grote brand van Rome (die hij vermoedelijk zelf had laten stichten) en liet hen op de meest gruwelijke manieren aan hun eind komen.
Dit is een schilderij uit de 19e eeuw: Nero kijkt naar het lichaam van een christen die zojuist om het leven is gebracht.

Slide 14 - Tekstslide




Rond het jaar 100 schreef de Romeinse 
historicus Tacitus:
‘In 64 was er een grote brand: de helft van Rome 
brandde af.  Al gauw werd verteld dat keizer Nero 
de brand had laten aansteken, omdat hij ruimte nodig 
had voor een nieuw paleis. Daarom gaf Nero de 
christenen de schuld. Hij liet hen zwaar straffen.
Zo kregen zij beestenvellen aangetrokken om door 
wilde honden verscheurd te worden, of ze werden 
gekruisigd, of ze werden door vuur gedood: aan het 
eind van de dag werden ze aangestoken om te dienen 
als straatverlichting.’

Slide 15 - Tekstslide


Constantijn de Grote


Christenen zijn ruim 3 eeuwen vervolgd in het Romeinse Rijk. Door Constantijn de Grote komt daar een einde aan:  kort voor een veldslag zou hij in een visioen een teken hebben gezien met daarbij geschreven de woorden dat de god van de christenen hem de zege belooft. 
Hij won de veldslag en werd christen...

Constantijn de Grote ziet een christelijk teken. Gravure uit de 17e eeuw.

Slide 16 - Tekstslide





...vermoedelijk was de werkelijkheid iets anders: er braken steeds meer rellen uit tussen christenen en Romeinen. 

Constantijn bedacht de oplossing: godsdienstvrijheid voor de christenen. 
Hij werd zelf pas christen vlak vóór zijn dood.

Een standbeeld van Constantijn de Grote, of eigenlijk Flavius Valerius Aurelius Constantinus. De naam 'de Grote' heeft niets te maken met zijn lengte of het feit dat hij een goede keizer was. Het is een titel die de christelijke kerk aan hem heeft gegeven voor zijn bijdrage aan het christendom.

Slide 17 - Tekstslide


Staatsgodsdienst


In 380 gebeurt er iets bijzonders: keizer Theodosius verplicht iedereen om christen te worden. Het christendom wordt staatsgodsdienst en alle andere godsdiensten worden verboden. 
Iedereen die niet christen is wordt vervolgd en hij verbiedt de Olympische Spelen, omdat ze niet christelijk zijn.
Romeinse munt met het hoofd van Theodosius I de Grote

Slide 18 - Tekstslide

Hoe komt het dat vooral arme mensen christen werden?
A
De christenen zorgden ervoor dat arme mensen omgekocht werden. Als zij christen zouden worden, kregen ze een groot geldbedrag.
B
Rijke mensen hadden een betere opleiding gehad. Daarom geloofden ze de dingen die de christenen vertelden, niet zo makkelijk.
C
Christenen hielpen elkaar. Als er één ziek werd of in de problemen kwam, hielpen de anderen hem.
D
Christenen geloven dat je in de hemel komt als je goed geleefd hebt. Arme mensen hadden een zwaar leven. Zij vonden het fijn dat er na de dood een prettiger leven zou komen.

Slide 19 - Quizvraag

Welke gebeurtenis is het langst geleden?
A
Het christendom is staatsgodsdienst.
B
Het is verboden om christen te zijn. Iedereen die christen is, kan zwaar gestraft worden.
C
De Romeinse keizer Constantijn wordt christen. Het christendom is niet meer verboden.
D
Ondanks het gevaar worden steeds meer mensen christen.

Slide 20 - Quizvraag

Welke gebeurtenis is het minst lang geleden?
A
Het christendom is staatsgodsdienst.
B
Het is verboden om christen te zijn. Iedereen die christen is, kan zwaar gestraft worden.
C
De Romeinse keizer Constantijn wordt christen. Het christendom is niet meer verboden.
D
Ondanks het gevaar worden steeds meer mensen christen.

Slide 21 - Quizvraag

Vanaf het jaar 312 mochten christenen niet meer vervolgd worden. Maar ook vóór die tijd groeide het christendom snel: steeds meer mensen werden christen. Geef daar drie redenen voor.

Slide 22 - Open vraag

Begrippen uit deze les

  • polytheïsme
  • monotheïsme
  • christendom
  • Christus/Messias
  • catacomben
  • vervolgen
  • staatsgodsdienst

Slide 23 - Tekstslide

Personen uit deze les

  • Jezus van Nazareth
  • Nero
  • Constantijn de Grote
  • Theodosius I de Grote

Slide 24 - Tekstslide

Jaartallen uit deze les

  • 63 v. Chr.: Romeinen veroveren de streek Palastina
  • 30 n. Chr. Jezus wordt door de Romeinen gekruisigd
  • 312: Constantijn de Grote staat het christendom toe
  • 380: het christendom wordt staatsgodsdienst onder Theodosius

Slide 25 - Tekstslide

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd

Slide 26 - Open vraag

Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 27 - Open vraag