Schrijven blok 3- bijvoeglijke bijzinnen

Blok 3 Schrijven - bijvoeglijke bijzinnen
vwo 3
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Blok 3 Schrijven - bijvoeglijke bijzinnen
vwo 3

Slide 1 - Tekstslide

Aan het eind van de les kun je beperkende en uitbreidende bijvoeglijke bijzinnen van elkaar onderscheiden.
Herhaling bijvoeglijke bepalingen, om bijvoeglijke bijzinnen beter te begrijpen. Uitleg + voorbeelden bijvoeglijke bijzinnen
LessonUp voorbeeldzinnen oefenen + quizoefeningen
Nederlands blok 3 Schrijven
3.17 Taalverzorging
27-02-2024
Maak de startopdracht + opdracht 1 t/m 5

Hoe ging het? 

Slide 2 - Tekstslide

Lesboek

Slide 3 - Tekstslide

Bijvoeglijke bepalingen
In een woordgroep met een zelfstandig naamwoord (ZN) of een voornaamwoord als kern kunnen bijvoeglijke bepalingen (bijv.bep.) staan. 
1a) Deze nieuwe snelweg (ZN) veroorzaakt geluidsoverlast voor omwonenden. 
1b) Deze snelweg (ZN), die nieuw is (bijv.bep.), veroorzaakt geluidsoverlast voor omwonenden.

Slide 4 - Tekstslide

Bijvoeglijke bepalingen
1a) Deze nieuwe snelweg (ZN) veroorzaakt geluidsoverlast voor omwonenden. 
In deze zin is het onderwerp: Deze nieuwe snelweg. 
Daarbinnen is nieuwe een bijvoeglijke bepaling bij de kern snelweg

Slide 5 - Tekstslide

Bijvoeglijke bijzin
1b) Deze snelweg (ZN), die nieuw is (bijv.bep.), veroorzaakt geluidsoverlast voor omwonenden.
In deze zin is het onderwerp: Deze snelweg, die nieuw is
Het zinnetje 'die nieuw is' is binnen het onderwerp een bijvoeglijke bepaling bij de kern snelweg. Deze bijvoeglijke bepaling is een zin en heet daarom een bijvoeglijke bijzin. 

Slide 6 - Tekstslide

Bijvoeglijke bijzin
Deze bijvoeglijke bijzin noteer je zo:
bijv.bijzin = die nieuw is --> snelweg

Slide 7 - Tekstslide

Bijvoeglijke bijzin
Een bijvoeglijke bijzin hoort vaak bij een zelfstandig naamwoord, maar kan ook horen bij een voornaamwoord,
bijvoorbeeld bij een persoonlijk voornaamwoord.
2) Een seizoenskaart van Ajax is leuk voor hen (pers.vnw) die elke wedstrijd willen zien (bijv.bijzin). 
Bijv.bijzin = die elke wedstrijd willen zien --> hen

Slide 8 - Tekstslide

Nog even oefenen

Slide 9 - Tekstslide

Noteer in je schrift de bijv.bijzin

Slide 10 - Tekstslide

Antwoorden
- De lerares (ZN) die daar werkt (bijv.bijzin), is zwanger.
Bijv.bijzin = die daar werkt --> lerares
- Mijn broer (ZN) die in Leuven woont (bijv.bijzin), is morgen jarig. 
Bijv.bijzin = die in Leuven woont --> broer
- Dit boek (ZN) dat ik gelezen heb (bijv.bijzin), is niet meer verkrijgbaar.
Bijv.bijzin = dat ik gelezen heb --> boek


Slide 11 - Tekstslide

Antwoorden
- De jongen (ZN) met wie zij staat te praten (bijv.bijzin), is haar vriend.
Bijv.bijzin = met wie zij staat te praten --> jongen
- De leerling (ZN) die voor de vierde keer een voldoende haalt (bijv.bijzin), kreeg een mars van mevrouw Pluto. 
Bijv.bijzin = die voor de vierde keer een voldoende haalt --> leerling

Slide 12 - Tekstslide

Bijvoeglijke bijzin herkennen
- de bijzin zegt iets over een zelfstandig naamwoord of een voornaamwoord
- de bijzin is een zin en heeft een eigen persoonsvorm
- de bijzin is géén zinsdeel (zoals onderwerpszin, lijdendvoorwerpszin, meewerkend voorwerpszin, voorzetselvoorwerpszin en bijwoordelijke bepalingszin), maar een zinsdeelstuk, net als een gewone bijvoeglijke bepaling.

Slide 13 - Tekstslide

Een bijvoeglijke bijzin is een apart zinsdeel.
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de functie van een bijvoeglijke bijzin?
A
Die is er niet, de bijzin is zogezegd 'zinloos'
B
Die geeft informatie over een zelfstandig naamwoord
C
Die geeft informatie over een bijvoeglijk naamwoord
D
Die geeft informatie die je kan weglaten

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de bijvoeglijke bijzin?

De flat die aan de overkant staat, wordt verbouwd.


A
de flat
B
die aan de overkant staat
C
wordt verbouwd
D
heeft er geen

Slide 16 - Quizvraag

Het kasteel dat daar staat, is al jaren onbewoond.

De bijvoeglijke bijzin =
A
Het kasteel dat daar staat
B
dat daar staat
C
Het kasteel is al jaren onbewoond
D
is al jaren onbewoond

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de bijvoeglijke bijzin?

De vrouw die daar fietst is vrolijk.
A
De vrouw die
B
die daar fietst is vrolijk
C
De vrouw
D
die daar fietst

Slide 18 - Quizvraag

een bijvoeglijke bijzin is
A
een zin en deze heeft een eigen persoonsvorm
B
is een zin, maar zonder persoonsvorm
C
is geen zin, maar een toevoeging
D
is een hoofdzin

Slide 19 - Quizvraag

Maken
Opdracht 1-2-3-4-5

blz. 28-29

Slide 20 - Tekstslide