In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
7.3 Verlichte ideeën in de praktijk
Tijd van pruiken en revoluties
Slide 1 - Tekstslide
Programma
Introductie
Terugblik: quizvragen
Woordweb
Theorie paragraaf 7.3
Instructie opdracht
Aan de slag
Doelen:
* Je kunt meerdere oorzaken van de Franse Revolutie beschrijven
* Je kunt het verloopt van de Franse Revolutie beschrijven, vanaf de Nationale Vergadering tot de keizerkroning van Napoleon
Slide 2 - Tekstslide
Welke verlichte filosoof wilde dat de macht zou worden verdeeld over drie groepen of personen die elkaar controleren: trias politica
A
Locke
B
Voltaire
C
Montesquieu
D
Rousseau
Slide 3 - Quizvraag
Bij welke filosoof past het volgende standpunt: het volk moet de hoogste macht hebben, de minderheid moet zich voegen naar de wil van de meerderheid
A
Rousseau
B
Locke
C
Montesquieu
D
Voltaire
Slide 4 - Quizvraag
Wat wordt bedoeld met verlichte ideeën?
A
De uitvinding van de elektriciteit
B
Het toepassen van een wetenschappelijke manier van denken in de natuurwetenschappen
C
Ideeën die dankzij rationeel redeneren ontstonden en die tot doel hadden een betere samenleving te creëren
D
Een regeerwijze waarbij de vorst, de absolute macht in handen heeft, maar probeert om zonder inspraak van het volk hervormingen door te voeren
Slide 5 - Quizvraag
Hoe reageerde het Ancien Regime in Frankrijk op de verlichting
A
Het voerde ideeën van de verlichting door in de macht
B
Het hield vast aan het absolutisme en sloot zelfs verlichte denkers op.
C
Het deed helemaal niets
D
Het voerde een democratie in.
Slide 6 - Quizvraag
Wat is verlicht absolutisme? Er zijn twee antwoorden juist
A
Een regeerwijze waarbij de vorst, de absolute macht in handen heeft, maar probeert om zonder inspraak van het volk hervormingen door te voeren
B
Het systeem dat Frederik en Catherina de Grote in Pruisen en Rusland invoerden en dat Frankrijk juist niet wilde invoeren.
C
Ideeën die dankzij rationeel redeneren ontstonden en die tot doel hadden een betere samenleving te creëren
D
Het vertrouwen dat de samenleving beter en eerlijker kan worden door het gebruik van ratio
Slide 7 - Quizvraag
Wat betekent het begrip abolitionisme?
A
Denkbeeldig verdrag tussen de mensen onderling om een politieke samenleving of staat te vormen
B
Een staatsvorm waarbij het staatshoofd een koning is die gebonden is aan de grondwet
C
Het verstand, de rede
D
Beweging waarvan de aanhangers streden voor de afschaffing van de slavernij
Slide 8 - Quizvraag
Kort bespreken leerdoelen 7.2
Je hebt in een groepje van drie de leerdoelen van paragraaf 7.2 uitgewerkt. We bespreken deze kort na.
Slide 9 - Tekstslide
Franse Revolutie
Slide 10 - Woordweb
Kenmerkend aspect
Welk KA hoort bij paragraaf 7.3?
De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap
Slide 11 - Tekstslide
Theorie
Welke koning was er ook alweer aan de macht in Frankrijk?
Slide 12 - Tekstslide
Leerdoelen 7.3
Je kunt meerdere oorzaken van de Franse Revolutie beschrijven
Je kunt het verloop van de Franse Revolutie beschrijven, vanaf de Nationale Vergadering tot de keizerkroning van Napoleon
Je kunt verklaren hoe de Franse Revolutie uitmondde in de Terreur
Slide 13 - Tekstslide
Theorie
Lodewijk XVI had jarenlang meer geld uitgegeven dan hij binnenkreeg en de bodem van de schatkist kwam in zicht.
Om dit probleem op te lossen besloot hij tot .. ?
Slide 14 - Tekstslide
Franse Revolutie (1789)
Zonder goedkeuring van de Staten-Generaal mocht Lodewijk de eerste en tweede stand geen belasting laten betalen
Lodewijk XVI roept de Staten-Generaal bijeen. 175 jaar geleden!
Staten-Generaal drie standen:
1. geestelijkheid (1 stem)
2. adel (1 stem)
3. burgerij: rijke Burgers + andere burgers en boeren (1 stem)
Slide 15 - Tekstslide
Oorzaken problemen:
ontevredenheid derde stand over:
- misoogsten
- hoge belastingen
- privileges 1e en 2e stand
- absolutisme
Slide 16 - Tekstslide
Standensamenleving in Frankrijk
Slide 17 - Tekstslide
2. Kritiek op de ordening in de samenleving
Derde stand voelde zich gesteund door de verlichting:
Verlichte denkers waren tegen de standenmaatschappij:
ipv erfelijke rechten en religieuze ideeën: natuurrechten o.a
recht op vrijheid, leven en bezit
'Droit Divin' werd verworpen:
John Locke (1632-1704): sprake van een 'sociaal contract' en volk het 'recht op verzet'
Rousseau(1712-1778): idee van 'permanente volkssoevereiniteit':
'de regering is de uitvoerder van de gezamenlijke wil van de burgers'
Slide 18 - Tekstslide
Eerste fase Franse Revolutie
Standenvergadering mislukte > Kosten komen te liggen bij derde stand.
Derde stand: richt eigen vergadering op: 'Eed op de Kaatsbaan' > Eigen grondwet, met meer gelijkheid voor bevolking.
Onrust escaleert door slechte oogsten: Bastille bestormd door burgers Parijs.
Koning en koningin komen onder dwang naar Parijs
Slide 19 - Tekstslide
Theorie
Slide 20 - Tekstslide
Theorie
Slide 21 - Tekstslide
Theorie
Slide 22 - Tekstslide
Opdracht
Lees het stukje Rechten van de mens op bladzijde 133.
- Welke besluiten worden genomen door de derde stand?
- Wat houdt een constitutionele monarchie in?
- Welke derde grote verandering wordt beschreven?
Slide 23 - Tekstslide
Tweede fase
Vorst geeft toe:
1. Erkennning van Nationale vergadering
2. Erkenning: Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger' > einde standenmaatschappij en absolutisme
Frankrijk wordt een constitutionele monarchie:
koning is gebonden aan de grondwet
Bezittingen van de kerk worden in beslag genomen een aan de staat gegegeven
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
Theorie
Een andere grote verandering was dat alle grond en andere bezittingen van de Kerk werd afgenomen en aan de staat werd gegeven. De staat gebruikte dit om de schulden af te betalen. Deze grond werd echter vooral gekocht door rijke mensen en dus had het normale volk hier nog steeds weinig aan.
Slide 26 - Tekstslide
Theorie
Maar hoe moest het nu verder met Frankrijk? De radicale revolutionairen (de Jacobijnen) waren bang dat de koning en zijn mensen de revolutie gingen terugdraaien. Dus wat gebeurde er .. ?
Slide 27 - Tekstslide
Theorie
Koning Lodewijk XVI en koningin Marie Antionette werden vermoord. Daarna begon twee jaar lang de Terreur. Een periode waarin 40.000 voorstanders van de koning werden vermoord door de Jacobijnen.
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Tekstslide
Leerdoelen
Je kunt uitleggen dat de politieke situatie in de Republiek leidde tot de opkomst van revolutionaire ideeen.
Je kunt uitleggen hoe de Franse Revolutie invloed had op de ontwikkelingen in de Republiek na 1795.
Je kunt beschrijven welke rol het bestuur van Napoleon speelde in Europa en hoe dit bestuur ten einde kwam.
Je kunt de doelen van het Congres van Wenen benoemen en toelichten .
Slide 30 - Tekstslide
Slide 31 - Tekstslide
Theorie
Tijdens de Franse Revolutie was er ook in Nederland onvrede over het politieke systeem.
Opschrijven:
Het bestuur was in handen van kleine groep regentenfamilies.
Stadhouder Willem V had koninklijke trekjes aangenomen.
Economisch en militair gezien ging het slecht.
Conclusie: Logisch dat er revolutionaire ideeen ontstaan met dit beleid want het gaat slecht.
Slide 32 - Tekstslide
Theorie
Na een mislukte poging om de regenten en stadhouder te vervangen (Bataafse Revolutie) vertrokken deze patriotten naar Frankrijk. Daar maakten zij de Franse Revolutie mee.
Opschrijven:
In 1795 veroverde het Franse leger de Republiek, gesteund door deze eerder gevluchtte patriotten. Deze worden de machthebbers in ons land: De Bataafse Republiek. De Oranjes vluchtten naar Engeland.
Slide 33 - Tekstslide
Slide 34 - Tekstslide
Theorie
Opschrijven:
HET CONGRES VAN WENEN
Het congres van Wenen werd georganiseerd om de toekomst van Europa na Napoleon te bespreken. Het congres van Wenen begon in 1814, vijf maanden na de eerste afzetting van Napoleon en duurde tot de zomer van 1815.