Leenheren, leenmannen en horigen

Zet deze gebeurtenissen in de juiste volgorde van vroeger naar later
timer
1:30
Ontstaan van dorpen.
Ongelijkheid tussen mensen.
Koning met ambtenaren krijgt de leiding.
Landbouw middel van bestaan.
Jagen en verzamelen zijn het middel van bestaan.
Nieuwe beroepen.
1 / 43
volgende
Slide 1: Sleepvraag
GeschiedenisVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 4

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Zet deze gebeurtenissen in de juiste volgorde van vroeger naar later
timer
1:30
Ontstaan van dorpen.
Ongelijkheid tussen mensen.
Koning met ambtenaren krijgt de leiding.
Landbouw middel van bestaan.
Jagen en verzamelen zijn het middel van bestaan.
Nieuwe beroepen.

Slide 1 - Sleepvraag

Wat is de beste omschrijving van een agrarisch-stedelijke samenleving?

A
Samenleving waarin sommige mensen op het platteland leven en andere mensen in steden.
B
Samenleving waarin de meeste mensen in steden leven en een klein aantal op het platteland.
C
Samenleving waarin de meeste mensen op het platteland leven en een klein aantal in steden.
D
Samenleving waarin agrariërs (boeren) ook in de stad leven.

Slide 2 - Quizvraag

wat is geen gevolg van irrigatielandbouw?
A
het ontstaan vaste woonplaatsen
B
het schrift ontstond
C
specialiseren in verschillende beroepen
D
Er ontstonden sociale lagen

Slide 3 - Quizvraag

Bij welke samenleving uit tijdvak 1 past deze afbeelding?
A
jagers-verzamelaars
B
landbouwsamenleving
C
landbouw-stedelijke samenleving
D
stedelijke samenleving

Slide 4 - Quizvraag

Welke bewering over de Atheense democratie is juist?
A
De Atheense democratie stond onder controle van de Raad van Vijfhonderd en was dus geen echte democratie.
B
De democratie in Athene was een directe democratie, omdat het volk eerst volksvertegenwoordigers koos, die vervolgens opkwamen voor de belangen van het volk.
C
De democratie in Athene was een directe democratie, wat betekende dat je persoonlijk aanwezig moest zijn bij de volksvergadering om te kunnen meebeslissen.
D
De Atheense democratie was een directe democratie, omdat het hele volk, niemand uitgezonderd, mocht meebeslissen.

Slide 5 - Quizvraag

Wat is romanisering?
A
Het overnemen van de Romeinse cultuur door overwonnen volken.
B
Een tijd van rust en vrede voor het Romeinse rijk
C
Het vereren van de Romeinse keizer
D
Het veroveren van Romeins gebied

Slide 6 - Quizvraag

Zet deze gebeurtenissen in de juiste volgorde van vroeger naar later
timer
2:00
jagers trekken door het Midden-Oosten
het christendom wordt staatsgods-dienst in Romeinse RIjk
in Rome wordt Ceasar vermoord
in Egypte graven boeren irrigatiekana-len
Egyptische schrijvers stellen dodenboek op
in athene komt de volksvergade-ring bijeen

Slide 7 - Sleepvraag

Leenheren, leenmannen en horigen 


Tijdvak 3 Monniken en Ridders
500 - 1000

Slide 8 - Tekstslide

Leerdoelen


  • Je kunt beschrijven hoe West- Europa zich na de val van het Romeinse Rijk bestuurlijk ontwikkelde.
  • Je weet wat feodale verhoudingen zijn en hoe ze ontstonden.
  • Je kunt de oorzaken beschrijven van de verbrokkeling van de macht in de late 9e en 10e eeuw.

Slide 9 - Tekstslide

Bestuur in de vroege middeleeuwen
Na de val van het Romeinse Rijk ontstonden er verschillende Germaanse koninkrijken
Maar de Germaanse koningen hadden een aantal problemen:
  • de wegen werden niet onderhouden
  • alleen geestelijken konden lezen en schrijven
  • de handel en daardoor ook het geld verdween

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Bestuur in de vroege middeleeuwen
  • Door de slechte wegen kon de koning nauwelijks reizen in zijn rijk
  • Doordat weinig mensen konden lezen, begrepen weinig mensen de wetten
  • Doordat er bijna geen geld was, kon de koning geen ambtenaren of leger betalen.
  • Probleem: koning kan hierdoor zijn rijk niet goed besturen
  • Oplossing: de koning stelde vazallen (leenmannen) aan

Slide 12 - Tekstslide

Feodale stelsel/leenstelsel
  1. Koning verdeelde zijn rijk in kleinere stukken en leende stukje grond uit aan leenman
  2. Leenman bestuurde grond
  3. Leenman  zweerde, in ruil voor grond, trouw aan koning
trouw = koning helpen bij het bestuur + voor de koning vechten/soldaten leveren ten tijde van oorlog

Slide 13 - Tekstslide

Leenstelsel of feodalisme
De middelste leenmannen zijn naast leenman ook leenheer, omdat ze de grond weer in stukken verdelen en deze ook in leen geven.

Slide 14 - Tekstslide

Germaanse rijken in Europa rond 800
Paarse Rijk is van Karel de Grote, de keizer die het leenstelsel heel goed gebruikte

Slide 15 - Tekstslide

Voordeel feodalisme
Nadelen feodalisme
oplossing voor het weg-vallen van het Romeinse bestuur;  de vorst houdt zijn rijk als geheel bijeen 
Vorst verliest macht aan adel: 
  • leenmannen beschouwen leen als eigen grond en geven het ook door aan oudste zoon
    Oplossing: lenen aan de Kerk
  • Achterleenmannen zweren trouw aan leenman/leenheer,  niet aan de eerste leenheer

Slide 16 - Tekstslide

Zet de namen op de juiste plek
Leenheer
Leenstelsel
Leenman
Achterleenman

Slide 17 - Sleepvraag

The Godfather
Feodalisme in de moderne tijd, Italië in de 20ste eeuw.
Er volgt een fragment, stel jezelf de volgende vragen

  1. Wat eist 'the Godfather' ?
  2. Waarom?
  3. Hoe wordt hun nieuwe relatie bekrachtigd? 
  4. Hoe herken je het feodalisme?

Slide 18 - Tekstslide

0

Slide 19 - Video

Hoe herken je het feodalisme in dit fragment?

Slide 20 - Open vraag

Leerdoelen


  • Je kunt beschrijven hoe West- Europa zich na de val van het Romeinse Rijk bestuurlijk ontwikkelde.
  • Je weet wat feodale verhoudingen zijn en hoe ze ontstonden.
  • Je kunt de oorzaken beschrijven van de verbrokkeling van de macht in de late 9e en 10e eeuw.

Slide 21 - Tekstslide

zelf verder werken
maak oriëntatie opdr. 3
vaardigheid continuïteit en verandering
§3.1 opdr. 4 en 6

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Vraag 8.
Hiernaast staat het ............... ?
A
Bestuursstelsel
B
Leenstelsel
C
Hofstelsel
D
neolithisch stelsel

Slide 24 - Quizvraag

Wat zijn oorzaken van het ontstaan van het feodaal/leenstelsel?
A
invallen van moslimlegers
B
de omvang van het rijk (o.a. onder Karel de Grote)
C
Het verdwijnen van handel (geld) uit de economie.
D
het gebruik van paarden in het leger

Slide 25 - Quizvraag

Aan het eind van tijdvak 3 ontstond het leen/feodaal stelsel. Waarom zorgde het feodaal stelsel voor een machtsafname van de koning(en)?
A
Er werd te veel belasting geheven.
B
De koning moest veel oorlogen voeren.
C
De koning verloor controle over de leenmannen.
D
De Vikingen verwoestten vele leengebieden.

Slide 26 - Quizvraag

Wat waren gevolgen van het feodale/leenstelsel?
A
Koning werd te machtig
B
Versnippering in het rijk
C
Iedereen steunde de koning trouw
D
Niemand wist meer wie de leenheer was

Slide 27 - Quizvraag

Leerdoelen
  • Je kunt beschrijven door welke oorzaken West- Europa in de vroege Middeleeuwen weer een landbouwsamenleving werd.
  • Je kunt het ontstaan van horigheid verkaren.
  • Je kunt uitleggen dat domeinen via het hofstelsel zelfvoorzienend waren

Slide 28 - Tekstslide

Landbouwsamenleving
  • Romeinse Rijk was  landbouw-stedelijke samenleving. 
  • Na de val van het Romeinse Rijk (476) werd het onveiliger en werden wegen en bruggen niet meer onderhouden.
  • Hierdoor nam de handel af, maar ook de nijverheid af.
  • Door oorlogen en epidemieën nam de bevolking af, steden verdwenen. Mensen gingen wonen op het platteland  en werden weer boer. Hierdoor werd West- Europa weer een landbouwsamenleving.

Slide 29 - Tekstslide

Romeinse Rijk
sterk bestuur & leger
veiligheid voor de burgers
veel handel
steden
agrarisch-urbane samenleving

Middeleeuwen
minder sterk bestuur & geen leger
onveilig
handel & nijverheid verdwijnen
geen steden 
agrarische samenleving

boeren hadden het zwaar in de middeleeuwen!

Slide 30 - Tekstslide

Hofstelsel


Boeren zochten bescherming bij de heren in de omgeving.
De heer geeft de boer landbouwgrond en beschermt hem.
De boer geeft de heer een deel van de oogst én verricht herendiensten, hij was verplicht om op de grond te blijven wonen.
De boeren leven samen met de heer op een domein/hof. 
Een hof is autarkisch (=zelfvoorzienend), want er was bijna geen handel

Slide 31 - Tekstslide

Hofstelsel
Honger
Armoede
Onveilig
De heer
De heer geeft 
  • Bescherming
  • Landbouwgrond
In ruil geeft de boer:
  • Deel van oogst
  • Herendiensten
Horigen

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Verschil hofstelsel - leenstelsel
leenstelsel gaat over politiek, de manier waarop het land bestuurt wordt
hofstelsel gaat over economie, de middelen van bestaan van de middeleeuwers en sociale verhoudingen 

Slide 34 - Tekstslide

Sleep de kenmerken naar het juiste begrip
Feodale stelsel
Hofstelsel
Leenheer
Horige
Economisch
Politiek
Herendiensten
Leenman

Slide 35 - Sleepvraag

Het leenstelsel is een ... systeem
A
politiek
B
juridisch
C
economisch
D
sociaal

Slide 36 - Quizvraag


Hiernaast staat het ............... ?
A
Hofstelsel
B
Leenstelsel

Slide 37 - Quizvraag

Waar past deze bron het beste bij?
A
Hofstelsel
B
Leenstelsel

Slide 38 - Quizvraag

Leerdoelen
  • Je kunt beschrijven door welke oorzaken West- Europa in de vroege Middeleeuwen weer een landbouwsamenleving werd.
  • Je kunt het ontstaan van horigheid verkaren.
  • Je kunt uitleggen dat domeinen via het hofstelsel zelfvoorzienend waren

Slide 39 - Tekstslide

Boeren gebonden aan grond
  • De meeste boeren hoorden bij de grond waarop ze werkten.
  • Ze mochten niet zonder toestemming van hun heer verhuizen.
  • Het voordeel van een pachtboer boven een slaaf is dat een pachtboer nog huur (pacht) moet betalen voor de grond. 
  • Boeren zochten ook bescherming bij de heer/ klooster, de boer stond dan zijn vrijheid en grond af in ruil voor bescherming. De pacht was vaak een gedeelte van de oogst.
  • Daarnaast had de horige boer herendiensten te verrichten voor zijn beschermer.

Slide 40 - Tekstslide

Gebruik bron 1.
Toon, met twee verwijzingen naar de bron, aan dat de boerengemeenschappen in de middeleeuwen autarkisch waren.

Slide 41 - Open vraag

Gebruik bron 1.
Geef uit de bron minstens twee voorbeelden
van herendiensten.

Slide 42 - Open vraag

zelf verder werken
maak §3.1 opdr. 8, 9, 10 en 12

Slide 43 - Tekstslide