Grammar: sentences

Sentences
Grammar 3 chapter 2
Mavo 4
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Sentences
Grammar 3 chapter 2
Mavo 4

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
Ik weet het verschil tussen simple, compound en complex sentences en ik kan deze zelf ook vormen.

Slide 2 - Tekstslide

Welke functie hebben and, but, or, so in een Engelse zin?

Slide 3 - Open vraag

Sentences
Er zijn drie verschillende soorten zinnen in het Engels wat betreft lengte. 
(dus niet vragende, ontkennende en bevestigende zinnen).

Simple 
Compound
Complex

Slide 4 - Tekstslide

Simple sentence
Simple sentence: 

This is a very popular restaurant. 

Eén volledige zin met één onderwerp en één persoonsvorm. 

Slide 5 - Tekstslide

Compound sentence
Hoofdzin + hoofdzin:
The most northern European capital is Reykjavik and the most southern capital is Valletta.

Twee zinnen samengevoegd d.m.v. een voegwoord. 
Je kunt hiervoor de volgende voegwoorden gebruiken:
and / but / or / so.


Slide 6 - Tekstslide

Form an English sentence with the word 'but'.

Slide 7 - Open vraag

Complex sentence
Hoofdzin + bijzin:
We hung out with each other. We were in the same class.
>  We hung out with each other when we were in the same class.

De zin is uitgebreid met een voegwoord en een bijzin. 
Mogelijke voegwoorden zijn: although, after, because, before, that, when, which, who. 

Slide 8 - Tekstslide

Voegwoorden
and = en
but = maar
or = of 
so = dus

Slide 9 - Tekstslide

Voegwoorden
although = hoewel              which = welke 
after = daarna                   who = wie/die
because = omdat
before = voor
that = dat
when = toen/wanneer

Slide 10 - Tekstslide

Form an English sentence with one of these conjunctions: although / when

Slide 11 - Open vraag

I have two sisters, 
I've got my bag, 
Are we going by train
I've finished my dinner
It has just started raining
so we can go now.
or are we taking the bus?
but I don't have any brothers.
and I haven't got an umbrella.
and I'm still hungry.

Slide 12 - Sleepvraag

I have a Playstation 4. I never use it.
(and / but / or / so)

Slide 13 - Open vraag

It's getting late. My mum wants me home before dark.
(and/but/or/so)

Slide 14 - Open vraag

I got wet ____
I didn't have an umbrella.
A
although
B
because

Slide 15 - Quizvraag

Freddy arrived at school ___ everyone else.
A
when
B
before

Slide 16 - Quizvraag

My brother plays baseball ____
he's not very good at it.
A
although
B
because

Slide 17 - Quizvraag

Leerdoel behaald?
Ik weet het verschil tussen simple, compound en complex sentences en ik kan deze zelf ook vormen.
A
Yes, I do.
B
Not yet. I need more practice.
C
No. I need to repeat this subject.

Slide 18 - Quizvraag