km2 - K7, (fe)esttenten + sis-klank
1 / 42
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Wat is de vertaling van
jij
jij
Slide 20 - Open vraag
Wat is de vertaling van
jullie
jullie
Slide 21 - Open vraag
Wat is de vertaling van
zij
zij
Slide 22 - Open vraag
Wat is de vertaling van
hij
hij
Slide 23 - Open vraag
Wat is de vertaling van
wij
wij
Slide 24 - Open vraag
Slide 25 - Tekstslide
spielen
Wir ____ jeden Montag Volleyball.
Wir ____ jeden Montag Volleyball.
A
spielen
B
spiele
C
spielt
D
spielst
Slide 26 - Quizvraag
machen (volt dw)
Wat hast du gestern ____?
Wat hast du gestern ____?
A
gemachen
B
machen
C
machst
D
gemacht
Slide 27 - Quizvraag
heißen
Hallo, wie ____ du eigentlich?
Hallo, wie ____ du eigentlich?
A
heisst
B
heißt
C
heißst
D
heiße
Slide 28 - Quizvraag
fragen
Ich ____ dich, ob du Klaus kennst.
Ich ____ dich, ob du Klaus kennst.
A
fragen
B
fragst
C
frage
D
fragt
Slide 29 - Quizvraag
reisen
Ihr ____ im April nach England.
Ihr ____ im April nach England.
A
reisst
B
reise
C
reisen
D
reist
Slide 30 - Quizvraag
Slide 31 - Tekstslide
wohnen
Hallo, wo ____ du?
Hallo, wo ____ du?
Slide 32 - Open vraag
tanzen
Du ____ gerne mit Frau Ottenschot.
Du ____ gerne mit Frau Ottenschot.
Slide 33 - Open vraag
kaufen
Ihr ____ neue Turnschuhe.
Ihr ____ neue Turnschuhe.
Slide 34 - Open vraag
grüßen
Ich ____ die Frau nicht.
Ich ____ die Frau nicht.
Slide 35 - Open vraag
machen
Was ____ Sie am Wochenende?
Was ____ Sie am Wochenende?
Slide 36 - Open vraag
lesen
Im Unterricht ____ wir immer.
Im Unterricht ____ wir immer.
Slide 37 - Open vraag
reisen (volt dw)
Ich bin nach England ____.
Ich bin nach England ____.
Slide 38 - Open vraag
schmeißen
Und du ____ alles weg!
Und du ____ alles weg!
Slide 39 - Open vraag
finden
Ich ____ deine neue Schuhe schön!
Ich ____ deine neue Schuhe schön!
Slide 40 - Open vraag
fahren
Ihr ____ morgen wieder nach Hause.
Ihr ____ morgen wieder nach Hause.