H7 Taalverzorging 7.3

H7 Taalverzorging 7.3
Formuleren
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NedMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

H7 Taalverzorging 7.3
Formuleren

Slide 1 - Tekstslide

Verwijswoorden
Verwijswoorden.

HUNNIE hebben het gedaan!

Slide 2 - Tekstslide

Verwijswoorden
In plaats van een woord veel te herhalen, gebruik je verwijswoorden.

Het-woorden --> dat, dit, het zijn
De-woorden --> die, deze, hij, zij, zijn, hem, haar
Personen --> hij, zij, zijn, hem, haar
Meervoud --> ze, die, hun

Slide 3 - Tekstslide

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Er kunnen meerdere verwijswoorden goed zijn als antwoord. 
Vera doet het trucje voor.    ________  zegt:

‘Zo moet je ________ doen.’
deze
die
dit
dat
hij
zij
het

Slide 4 - Sleepvraag

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Het drumstel is van Davids vader, 

maar ________ gebruikt ________ niet meer.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 5 - Sleepvraag

Opsomming en tegenstelling

Slide 6 - Tekstslide

Is onderstaande zin een opsomming of tegenstelling?

Mag ik wat zeggen, vragen en vertellen?
A
Opsomming
B
Tegenstelling

Slide 7 - Quizvraag

Is onderstaande zin een opsomming of tegenstelling?

Ik hoor je wel, maar ik versta je niet.
A
Opsomming
B
Tegenstelling

Slide 8 - Quizvraag

Signaalwoorden
.
.
.
.
.
.

Slide 9 - Tekstslide

Wat is figuurlijk taalgebruik?
A
Dan schrijf je letters achter elkaar
B
Dan bedoel je precies wat je zegt
C
Dan teken je wat je bedoelt
D
Dan bedoel je iets anders dan wat je zegt

Slide 10 - Quizvraag

Welke zin bevat 'letterlijk taalgebruik'?
A
Ze huilt tranen met tuiten
B
De boom heeft groene bladeren
C
Hij heeft een hart van goud
D
Het regent katten en honden

Slide 11 - Quizvraag

figuurlijk taalgebruik
letterlijk taalgebruik
de tas is zwaar
de zware storm

Slide 12 - Sleepvraag

Figuurlijk taalgebruik
Letterlijk taalgebruik
Ik heb vlinders in mijn buik
Ik zweet heel erg
Een hart onder de riem steken
Hij staat voor de deur
Hij loopt de deur plat
Ik ga naar huis

Slide 13 - Sleepvraag

Beeldspraak
  • Wat is beeldspraak?

Slide 14 - Tekstslide

Beeldspraak 

Beeldspraak = figuurlijk taalgebruik.



Slide 15 - Tekstslide