1 In mijn agenda, … ik altijd bij me heb, houd ik al mijn afspraken bij.
2 Guido vroeg zich af of zijn ouders … wel hadden horen thuiskomen.
3 Mijn zusje vindt haar hartsvriendin, … in dezelfde klas zit, de allerliefste.
4 Dat liedje ken ik wel, maar ik weet niet van wie … is.
5 Roza heeft eindelijk een baantje gevonden … ze leuk vindt.
6 De katten kwamen aangelopen toen … het rammelen van de brokjes in de verte hoorden.