In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Gaswisseling en uitscheiding
5 Havo
Thema 5
Herhaling en oefenen
Slide 1 - Tekstslide
Het lichaam scheidt stoffen uit via:
A
De lever
B
De nieren
C
De lever en nieren
D
De lever, nieren en longen
Slide 2 - Quizvraag
Longen
diffusie
vervoer zuurstof en koolstofdioxide
ventilatie (spieren!)
respirogram (dode ruimte)
Slide 3 - Tekstslide
Bij een astma-aanval trekken de kringspieren van de bronchiolen samen. Waardoor word je benauwd?
Slide 4 - Open vraag
Antwoord
Door het samentrekken van de bronchiolen kan de lucht in het longblaasje minder goed ververst worden.
De diffusie van koolstofdioxide neemt af.
De concentratie koolstofdioxide in het bloed neemt toe.
Je wordt benauwd.
!! DE ADEMPRIKKEL IS KOOLSTOFDIOXIDE !!
Slide 5 - Tekstslide
Zuurstof wordt in het bloed vervoerd door het rode eiwit hemoglobine: Hb + O2 <-> HbO2 Naar welke kant verloopt deze reactie in de weefsels en wat verandert als de pH daalt?
A
Naar rechts,
gaat sneller bij lagere pH
B
Naar links,
gaat sneller bij lagere pH
C
Naar rechts,
gaat langzamer bij lagere pH
D
Naar links,
gaat langzamer bij lagere pH
Slide 6 - Quizvraag
Slide 7 - Tekstslide
zuurstof gaat van de longen naar de bloedvaten door..
A
osmose
B
diffusie
Slide 8 - Quizvraag
longblaasjes
longen
brochiën
brochiolen
luchtpijp
Slide 9 - Sleepvraag
CO heeft meer affiniteit met hemoglobine dan O2.
A
waar
B
niet waar
Slide 10 - Quizvraag
Bij rustig inademen gebruik je
A
middenrifspieren en buitenste tussenribspieren
B
alleen de middenrifspieren
C
alleen de buitenste tussenribspieren
Slide 11 - Quizvraag
Je ademt diep uit. Welke spieren span je daarvoor aan?
A
Buitenste tussenribspieren
B
Binnenste tussenribspieren
C
middenrif
D
spieren in je neus en mond
Slide 12 - Quizvraag
Oorzaak
daardoor:
daardoor:
Gevolg
Lucht stroomt naar buiten
Longen worden kleiner
Borstholte wordt kleiner
Middenrif ontspant
Slide 13 - Sleepvraag
bij inademen wordt de ruimte voor de longen groter hierdoor wordt de druk in de longen....
A
groter
B
kleiner
Slide 14 - Quizvraag
Slide 15 - Tekstslide
Wat is de vitale capaciteit? Gebruik BiNaS!
A
1 + 2
B
2 + 3
C
3 + 4
D
3 + 4 +5
Slide 16 - Quizvraag
een volwassen persoon ademt in rust....liter lucht uit.
A
0,5
B
0,75
C
1
D
1,25
Slide 17 - Quizvraag
Ademvolume en ademfrequentie
In de wand van de aorta en de halsslagaders liggen chemoreceptoren. Deze zintuigcellen meten het CO2 gehalte van het bloed. Als het CO2 gehalte van het bloed te hoog wordt worden vanuit het ademcentrum in het Centrale Zenuwstelsel impulsen naar de ademhalingsspieren gestuurd.
Slide 18 - Tekstslide
Onder invloed van het ademcentrum verwijden de spiertjes in de 1. bronchiolen/longblaasjes, hierdoor neemt 2. het ademvolume/de ademfrequentie toe
A
1. bronchiolen
2. ademvolume
B
1. bronchiolen
2. ademfrequentie
C
1. longblaasjes
2. ademvolume
D
1. longblaasjes
2. ademfrequentie
Slide 19 - Quizvraag
In welke van de afbeeldingen is het ademcentrum aangegeven?
A
Links
B
Midden
C
Rechts
Slide 20 - Quizvraag
Fotosynthese
Zonlicht
Koolstofdioxide
Glucose
Zuurstof
Water
Slide 21 - Sleepvraag
Waarom gaat een plant dood als hij zijn huidmondjes continu gesloten heeft?
Slide 22 - Open vraag
Welke stof of stoffen scheidt de lever uit?
A
Water
B
Galzouten
C
Gal, ureum
D
Gal, ureum, water
Slide 23 - Quizvraag
Lever
bloedvaten: poortader, leverader, leverslagader
balans koolhydraten, vetten en eiwitten (ureum!)
Slide 24 - Tekstslide
Leverader
Leverslagader
Poortader
Veel ureum
weinig ureum
Geen ureum
Slide 25 - Sleepvraag
De lever krijgt zijn zuurstof van..
A
de poortader
B
de leverslagader
C
de poortader en de lerverslagader
Slide 26 - Quizvraag
lever slagader lever ader poortader
Slide 27 - Tekstslide
het maken van gal is de functie van de galblaas.
A
juist
B
onjuist
Slide 28 - Quizvraag
Poep is bruin omdat...
A
al het eten door elkaar
heen bruin is
B
de enzymen van de darm bruin zijn
C
de lever bruin gekleurde afvalstoffen afgeeft.
Slide 29 - Quizvraag
Welke omzetting kan de lever niet uitvoeren?
A
Koolhydraten -> vetten
B
vetten -> koolhydraten
C
eiwitten -> vetten
D
Koolhydraten -> eiwitten
Slide 30 - Quizvraag
Nieren
Bouw en werking nefron
ADH
Slide 31 - Tekstslide
Nierfunctie
Bloedplasma, mineralen en glucose
( geen eiwit + geen rode bloedcellen)
Slide 32 - Tekstslide
Slide 33 - Tekstslide
waar komt de voorurine in terecht?
A
in de nefronen
B
in de nierkanaaltjes
C
in de blaas
D
in de urineleiders
Slide 34 - Quizvraag
Wat is terugresorptie?
A
Verplaatsen van nuttige stoffen van het bloed naar de voorurine
B
Verplaatsen van nuttige stoffen van de voorurine naar het bloed
C
Verplaatsen van afvalstoffen van het bloed naar de voorurine
D
Verplaatsen van afvalstoffen van de voorurine naar het bloed
Slide 35 - Quizvraag
BiNaS 85B. Wordt natrium teruggeresorbeerd?
A
Ja, want er zit minder natrium in urine dan in voorurine
B
Ja, want de natriumconcentratie in de voorurine is maar 1x groter ipv 70x
Slide 36 - Quizvraag
De urine buis en urine leider zijn andere woorden voor het zelfde deel van het lichaam.
A
juist
B
onjuist
Slide 37 - Quizvraag
Welke stof zit wel in voorurine maar niet in urine?
A
ureum
B
Natrium
C
Calcium
D
Glucose
Slide 38 - Quizvraag
hoe werkt ADH?
Slide 39 - Tekstslide
Je drinkt achter elkaar een liter water. Wat gebeurt er daarna met de ADH concentratie van je bloed? En met de terugresorptie van water?
A
ADH gaat omhoog,
terugresorptie water neemt toe
B
ADH gaat omhoog,
terugresorptie water neemt af
C
ADH gaat omlaag
terugresorptie water neemt toe
D
ADH gaat omlaag
terugresorptie water neemt af
Slide 40 - Quizvraag
EPO
Bij de opbouw en afbraak van rode bloedcellen spelen nieren, milt, lever en het rode beenmerg een rol
Slide 41 - Tekstslide
IJzer
EPO
Zuurstoftransport
Slide 42 - Sleepvraag
Huid
Bouw (BiNaS 87A)
rol warmtehuishouding
oppervlakte:inhoud
Slide 43 - Tekstslide
Kun je de verschillende nummers benoemen?
controleer in Binas.
Slide 44 - Tekstslide
Je wordt geprikt door een mug. De mug zuigt bloed. Tot in welke huidlaag steekt de zuigsnuit van de mug?
A
hoornlaag
B
kiemlaag
C
lederhuid
D
onderhuids bindweefsel
Slide 45 - Quizvraag
Op welke manieren kan je huid warmteverlies tegengaan? (er zijn er 2)
Slide 46 - Woordweb
antwoord:
minder zweten
vernauwen van de bloedvaatjes in de huid.
Slide 47 - Tekstslide
Welk dier verbrandt het meest om zichzelf warm te houden?
A
Een kleine kikker
B
Een grote kikker
C
Een kleine muis
Slide 48 - Quizvraag
Klaar!
Vergeet niet te oefenen!
www.biologiepagina.nl/5h/gaswisseling/oefenen met oefentoetsen en oude examens