In de urineblaas bevind zich urine. De urine verlaat de blaas via de urinebuis.
Penis (eikel en voorhuid)
De penis is het meest herkenbare gedeelte van het mannelijk voortplantingsorgaan. De penis bestaat uit zwellichamen. Het lange gedeelte van de penis heeft geen specefieke naam.
Het bovenste puntje noemen we de eikel, om de eikel heen bevind zich de voorhuid. De voorhuid is een velletje die de eikel beschermt. Tijdens een erectie trekt de voorhuid zich terug en wordt de eikel zichtbaar.
De eikel is het gevoeligste gedeelte van de penis en speelt een grote rol bij seksualiteit.
Zaadleider
Vanuit de bijbal loopt er een buisje verder wat ook wel de zaadleider wordt genoemd, die vervolgens naar de lies en met een grote bocht richting de prostaat gaat. De zaadleider verbindt de bijbal met de urinebuis. Achter de prostaat komt de zaadleider samen met de afvoer van zaadblaasjes.
Hoewel de urinebuis ook urine loost, is er een klep die de uitstroom van sperma en urine regelt. Tijdens de ejaculatie (klaarkomen) stroomt het sperma door de urinebuis uit de penis. Dit betekend dan ook dat er op dat moment geen urine vrij kan komen. Je kan dus nooit tegelijkertijd plassen en klaarkomen
Prostaat
De functie van de prostaat is het vervoer van zaadcellen bij het klaarkomen. Bij het klaarkomen worden de zaadcellen naar de prostaat gepompt. Daar worden ze vermengd met het prostaatvocht.
Zaadblaasje
Achter de prostaat komt de zaadleider samen met de afvoer van zaadblaasjes. Zaadblaasjes zijn klieren die spermavocht produceren. Dit vocht komt in de prostaat samen met de zaadcellen.
Bijballen
Een man heeft dus twee zaadballen en twee bijballen. Zo'n bijbal bestaat uit een grote groep van zeer kleine buisjes en ligt als een soort kapje op de zaadbal. De zaadcellen worden opgeslagen in de bijballen.
Teelballen
Je teelbal heeft twee duidelijke functies:
Het produceren van spermacellen voor de voortplanting.
Het produceren van het mannelijke hormoon testosteron.
Balzak
De balzak is een huidplooi waarin de teelballen liggen
Zwellichamen
Een zwellichaam is een sponsachtige groep spiercellen die zich kunnen vullen met bloed. Wanneer de bloedtoevoer veel wordt zwelt het orgaan zich op. (In dit geval de penis)
Urinebuis
De urinebuis is een lange buis vanuit de urineblaas tot het uiterste puntje van de penis. Bij de prostaat kan er in de urinebuis sperma worden toegevoegd. Let op! Urine en sperma kunnen nooit tegelijk door de buis heen lopen
Slide 3 - Tekstslide
Voortplantingsstelsel van de vrouw. De meeste voortplantingsorganen liggen in de onderbuik
Voortplantingsstelsel van de vrouw.
Slide 4 - Tekstslide
Voortplantingsstelsel - Vrouw
Slide 5 - Tekstslide
Voortplantingsstelsel vrouw
Slide 6 - Tekstslide
Voortplantingsstelsel vrouw
Slide 7 - Tekstslide
Het voortplantingsstelsel van een vrouw
Eierstok bevat onrijpe eicellen
Eicellen = vrouwelijke geslachtcel
Ovulatie = eisprong
Eileider: transport eicel naar baarmoeder
Maagdenvlies
Slide 8 - Tekstslide
Menstruatiecyclus
Slide 9 - Tekstslide
Menstruatiecyclus
Slide 10 - Tekstslide
Menstruatie
Menstruatiecyclus
Slide 11 - Tekstslide
voortplantingsstelsel vrouw
Eisprong/ovulatie: gemiddeld 1 keer in de 4 weken komt een eicel vrij uit de eierstok (blijft onbevrucht 12 tot 24 uur leven).
Slide 12 - Tekstslide
Ovulatie
Slide 13 - Tekstslide
menstruatiecyclus
Slide 14 - Tekstslide
Menstruatiecyclus
Slide 15 - Tekstslide
Menstruatiecyclus
Slide 16 - Tekstslide
Menstruatiecyclus
Slide 17 - Tekstslide
Primaire geslachtskenmerken
Secundaire geslachtskenmerken
Slide 18 - Tekstslide
Geslachtskenmerken: primair en secundair
Primaire geslachtskenmerken:
Aanwezig bij de geboorte:
Meisje: schaamlippen, clitoris
Jongen: penis, teelballen
Secundaire geslachtskenmerken:
Ontstaan in de puberteit onder
invloed van hormonen.
Slide 19 - Tekstslide
Eierstokken & teelballen
Maken de geslachtshormonen
Eierstok maakt oestrogeen
Teelbal maakt testosteron
Zorgen voor de secundaire
geslachtskenmerken.
Slide 20 - Tekstslide
Verandering in de puberteit
Ontwikkeling van de primaire geslachtskenmerken vanaf week 6 in zwangerschap
Slide 21 - Tekstslide
Geslachtelijke voortplanting
Versmelten van twee geslachtscellen (Man-vrouw)
Verschillende genotype (helft sta je af)
Afhankelijk van toeval
Genotype van ouders is verschillend van de nakomelingen
Variatie in genotype
Slide 22 - Tekstslide
bevruchting
Als de kern van een zaadcel samensmelt met de kern van een eicel dan is dat een bevruchting.
De bevruchting
vindt in de eileider
plaats.
Slide 23 - Tekstslide
Bevruchting
Bevruchting en innesteling
Slide 24 - Tekstslide
De bevruchting vindt plaats in deeileiders, na de ovulatie (eisprong).
Na de bevruchting:
Delen
Naar baarmoeder
Innesteling in baarmoederslijmvlies
Slide 25 - Tekstslide
De menstruatiecyclus bij een zwangerschap
Slide 26 - Tekstslide
Zwangerschap
Veranderingen tijdens
de zwangerschap
Slide 27 - Tekstslide
Resusfactor en zwangerschap
Slide 28 - Tekstslide
Geboorte
Fasen van de de geboorte:
Indaling
Ontsluiting
Breken vruchtvliezen
Uitdrijving (o.i.v. persweeën)
Nageboorte (placenta & vruchtvliezen & resten navelstreng)
Slide 29 - Tekstslide
Geboorte
Indaling
Ontsluiting
Vliezen breken
Uitdrijving
Nageboorte
Slide 30 - Tekstslide
VOORBEHOEDSMIDDELEN!
Slide 31 - Tekstslide
Voorbehoedsmiddelen
Betrouwbare voorbehoedsmiddelen:
Slide 32 - Tekstslide
Condoom
Voorbehoedsmiddel
bescherming
zwangerschap en SOA's
latex
makkelijk verkrijgbaar
vrouwencondoom
Slide 33 - Tekstslide
Drager
Een drager is een persoon die een genetische mutatie draagt zonder zelf symptomen te hebben.
Slide 34 - Tekstslide
Wanneer ben je drager?
Iemand is drager van een ziekte:
wanneer hij/zij zelf niet ziek is
maar wel het gen bezit (genotype is hetrozygoot: Aa)
een kind van een drager kan de ziekte krijgen doordat zowel vader als moeder het recessieve gen doorgeven