Je weet welke organen er het bloed zuiveren Je weet wat er in elk onderdeel gebeurt Je weet welke bloedvaten gezuiverd en ongezuiverd zijn Je kunt aangeven wat de nieren aan urine veranderen
In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 15 min
Onderdelen in deze les
Uitscheiding
Je weet welke organen er het bloed zuiveren Je weet wat er in elk onderdeel gebeurt Je weet welke bloedvaten gezuiverd en ongezuiverd zijn Je kunt aangeven wat de nieren aan urine veranderen
Slide 1 - Tekstslide
Hoe krijgen de nieren zuurstofrijk bloed?
A
Door de nierader
B
Door de aorta
C
Door de nierslagader
D
Door de nierhaarvaten
Slide 2 - Quizvraag
Je nieren halen water en afvalstoffen uit je bloed. Hoe heet de vloeistof die je nieren maken?
A
Urine
B
Co2
C
Bloedplasma
D
Nierplasma
Slide 3 - Quizvraag
Wat wordt er bedoeld met uitscheiden?
A
plassen en zweten
B
eten en drinken
C
lopen en rennen
D
slapen en gapen
Slide 4 - Quizvraag
Slide 5 - Video
Uitscheiding
Verschillende processen in je lichaam waarbij afvalstoffen uit je lichaam worden gehaald en ook worden afgevoerd.
Slide 6 - Tekstslide
Doping Sporters leveren vaak na een wedstrijd urine in. Deze urine wordt dan getest op sporen van verboden middelen (doping). Urine wordt geproduceerd in de nieren. Welk proces hoort hier bij?
A
Opname
B
Opslag
C
Uitscheiding
Slide 7 - Quizvraag
Wat doen de nieren?
A
Afvalstoffen uit het bloed halen
B
Zuurstof aan het bloed toevoegen
C
Voedingstoffen aan het bloed toevoegen
Slide 8 - Quizvraag
Nieren
Nieren zuiveren je bloed.
Vies bloed komt binnen via de nierslagader, wordt in de niermerg en nierschors gezuiverd en schoon bloed verlaat de nier via de nier ader.
Slide 9 - Tekstslide
Wat is de functie van het nierbekken?
A
Filteren van bloed
B
Filteren van urine
C
Verzamelen van urine
Slide 10 - Quizvraag
Hoe heet de buitenste laag van de nier?
A
Niermerg
B
Nierschors
C
Nierbekken
D
Geen van allen
Slide 11 - Quizvraag
Escape ticket: In welk deel van de nieren wordt urine verzameld?
A
Nierschors
B
Niermerg
C
Nierbekken
D
Urineleider
Slide 12 - Quizvraag
Hoe heet onderdeel 2
A
Nierader
B
Nierslagader
C
Urineleider
D
Urinebuis
Slide 13 - Quizvraag
Urine
In de nieren wordt het bloed gezuiverd. Er ontstaat dan urine. Urine is een afvalstof en moet je lichaam verlaten. Via de nierbekken stroomt urine naar de urineleider en wordt dan opgeslagen in de blaas
Slide 14 - Tekstslide
Kijk naar het diagram van de afbeelding. Je ziet de invloed van de bloeddruk op: • de hoeveelheid bloed die door de nieren stroomt • de hoeveelheid urine die in de nieren ontstaat
Welke uitspraak over dit diagram is juist?
A
Als de bloeddruk gelijk blijft, wordt meer urine gevormd.
B
Als er meer urine ontstaat, stijgt de bloeddruk.
C
Hoe hoger de bloeddruk, hoe meer bloed er door de nieren stroomt.
D
Hoe hoger de bloeddruk, hoe meer urine er ontstaat.
Slide 15 - Quizvraag
16. Bij een nierbekkenontsteking is de wand van een nierbekken ontstoken. Dit kan worden veroorzaakt door bacteriën die via de urinewegen van buiten het lichaam zijn gekomen.
Door welke delen zijn deze bacteriën achtereenvolgens binnengekomen?