Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
Bezoek de website
‹
Terug naar zoeken
Recap Chapter 2
ENGLISH
GRAMMAR RECAP CHAPTER 2
1 / 18
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Engels
Middelbare school
vmbo k, mavo
Leerjaar 2
In deze les zitten
18 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
40 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
ENGLISH
GRAMMAR RECAP CHAPTER 2
Slide 1 - Tekstslide
GRAMMAR
Can, Could, Should, Have to
(+ Must)
Slide 2 - Tekstslide
Wanneer gebruik je 'can'?
A
wat je kan doen
B
toestemming
C
wat je zou kunnen
D
advies
Slide 3 - Quizvraag
CAN
Kunnen
Toestemming
He
can run
really fast.
Can
I
go
to the bathroom?
They
cannot sing
well.
Slide 4 - Tekstslide
Wanneer gebruik je 'could'?
A
advies
B
wat je kon doen in het verleden
C
wat zou kunnen gebeuren
D
verplichting
Slide 5 - Quizvraag
COULD
Zou kunnen
Kon doen in het verleden
She
could cycle
to school instead of taking the bus.
We
couldn't go
outside after 8pm.
Slide 6 - Tekstslide
COULD
Maar ook:
Om beleefd te vragen of iets mag, gebruik je could i.p.v. can
"Could you speak up, please?"
Slide 7 - Tekstslide
Wanneer gebruik je 'should'?
A
wat je zou moeten doen
B
toestemming
C
wat zou kunnen gebeuren
D
advies
Slide 8 - Quizvraag
SHOULD
Advies
Wat je zou moeten doen
You
should brush
your teeth every day.
You
should eat
something.
Slide 9 - Tekstslide
Wanneer gebruik je 'have to'?
A
verplichtingen
B
toestemming
C
wat je zou kunnen
D
advies
Slide 10 - Quizvraag
HAVE TO
Verplichtingen
Have to, Has to
We
have to read
the rules first.
He
has to bring
his books to school.
It
does not have to be
washed first.
Slide 11 - Tekstslide
Wanneer gebruik je 'must'?
A
zou kunnen
B
toestemming
C
moeten
D
advies
Slide 12 - Quizvraag
MUST
Moeten
Kan niet anders
Must not/mustn't = verbod
I
must go
home now. My mother is worried.
It
must be
answer B.
You
mustn't park
here.
Slide 13 - Tekstslide
Past Simple & Past Continuous
Hoe maak je ze?
Hoe gebruik je ze allebei in één zin?
Slide 14 - Tekstslide
I ___________ the papers when my cat ___________ on my lap.
A
read, jumped
B
were reading, jumped
C
read, was jumping
D
was reading, jumped
Slide 15 - Quizvraag
"I was reading the papers when my cat jumped on my lap."
Wat duurt langer?
1. Het lezen van de krant
2. Een kat die op schoot springt
'Het lezen van een krant' duurt langer en je gebruikt hier dus de Past Continuous (was/were + werkwoord+ing)
Slide 16 - Tekstslide
The bus _________ off while I __________ for my bus pass.
A
drove, searched
B
drove, was searching
C
was driving, was searching
D
was driving, searched
Slide 17 - Quizvraag
We _________ a pie when the guest ___________.
A
was baking, arrived
B
baked, were arriving
C
were baking, arrived
D
baked, was arriving
Slide 18 - Quizvraag