Herhaling B1 t/m B6

Thema 4 Voortplanting
1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Thema 4 Voortplanting

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling B1 t/m B6

Slide 2 - Tekstslide

Basisstof 1 Puberteit

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoel
  • Je kunt primaire en secundaire geslachtskenmerken noemen.
  • Je kunt de lichamelijke en geestelijke veranderingen in de puberteit beschrijven.

Slide 4 - Tekstslide

Wanneer is de puberteit?
A
10-16 jaar
B
12- 18 jaar
C
12- 21 jaar
D
16- 25 jaar

Slide 5 - Quizvraag

In de puberteit verander je, dit komt door....
A
De groeispurt
B
Hormonen
C
School

Slide 6 - Quizvraag

Primaire geslachtskenmerken
Secundaire geslachtskenmerken
vagina
schaamlippen
penis
balzak
groei lichaamshaar
borstgroei
groei spieren
productie geslachtscellen
snelle groei

Slide 7 - Sleepvraag

Geslachtskenmerken
  • Primaire geslachtskenmerken zijn aanwezig bij de geboorte.
  • Hormonen zorgen voor secundaire geslachtkenmerken in de puberteit

Slide 8 - Tekstslide

In de puberteit verander je
A
alleen lichamelijk
B
lichamelijk en geestelijk
C
lichamelijk, geestelijk en speciaal
D
lichamelijk, geestelijk en sociaal

Slide 9 - Quizvraag

Veranderingen door puberteit
    Lichamelijk
  • Groeien (groeispurt)
  • Secundaire geslachtskenmerken komen
  • Begin werking voortplantingsorganen                                        Geestelijk
  • Gevoelens veranderen
  • Wordt zelfstandiger
  • Seksualiteit ontwikkelt
     Sociaal
  • Anders opstellen tegenover anderen (ouders/vrienden)
  • Sociale gevoelens zijn sterk (onzekerheid, spanning enz)

Slide 10 - Tekstslide

Schema ontwikkeling jongens en meisjes

Slide 11 - Tekstslide

Basisstof 2 Een vrouw

Slide 12 - Tekstslide

Leerdoel
  • Je kunt de delen van het voortplantingsstelsel van een vrouw noemen met hun functies en kenmerken.
  • Je kunt de menstruatiecyclus beschrijven.

Van het voortplantingsstelsel van een vrouw is aan de buitenkant weinig te zien. Bij een vrouw liggen de meeste voortplantingsorganen in de buik.

Slide 13 - Tekstslide

Het voortplantingsstelsel van een vrouw
  • Eierstok bevat onrijpe eicellen
  • Eicellen = vrouwelijke geslachtcel
  • Ovulatie = eisprong
  • Eileider: transport eicel naar baarmoeder
  • Maagdenvlies

Slide 14 - Tekstslide

Uitwendige voortplantingsorganen  (vulval) van een vrouw

Slide 15 - Tekstslide

Menstruatie: slijm en bloed worden tijdens de menstruatie afgevoerd.

Slide 16 - Tekstslide

Menstruatiecyclus

Slide 17 - Tekstslide

Hormonen
  • Hormonen: regelen werking organen
  • Hormoonklieren geven hormonen af aan het bloed
  • Hypofyse: in puberteit produceert hij stimulerende hormonen--> ontwikkeling eicellen en eierstokken
  • Overgang: geen rijpe eicellen meer

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Basisstof 3 Een man

Slide 20 - Tekstslide

Leerdoel
  • Je kunt de delen van het voortplantingsstelsel van een man noemen met hun functies en kenmerken.
  • Je kunt de kenmerken van zaadcellen en eicellen noemen.

Het voortplantingsstelsel van een man is voor een groot deel aan de buitenkant te zien. Alleen de prostaat en de zaadblaasjes liggen onder in de buik.


Slide 21 - Tekstslide

Het voortplantingsstelsel van een man
  • Teelbal: productie zaadcellen
  • Bijbal: opslag zaadcellen
  • Balzak: temperatuur lager
  • Zaadcel: kop en zweepstaart
  • Zaadblaasjes+prostaat: vocht toevoegen
  • Sperma = zaadcellen+ vocht uit zaadblaasjes en de prostaat + voedingsstoffen uit de zaadblaasjes

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Zaadcellen en eicellen
Zaadcel:
  • bewegen met zweepstaart
  • geen voedingsstoffen
Eicel:
  • kan niet zelf bewegen
  • heeft voedingsstoffen 

Slide 24 - Tekstslide

Basisstof 4 Seks en zo

Slide 25 - Tekstslide

Leerdoel
  • Je kunt omschrijven wat onder seksualiteit wordt verstaan.
  •  Je kunt benoemen hoe gender en seksuele oriëntatie kunnen verschillen.
  •  Je kunt benoemen hoe je wensen en grenzen kunt bewaken en respecteren in een seksuele relatie.                                                                                  
In de puberteit gaat seksualiteit een rol spelen in je leven. Ook in het leven van volwassenen is seksualiteit belangrijk. Mensen kunnen daar heel verschillend over denken.

Slide 26 - Tekstslide

Seksualiteit
  • Orgasme  =  klaarkomen
  • Masturbatie = zelfbevrediging
  • Geslachtsgemeenschap
  • Lustbeleving
  • Intimiteit
  • Voortplanting
  • Voorbehoedsmiddelen
  • Pornografie

Slide 27 - Tekstslide

Seksuele oriëntatie
  • Heteroseksueel
  • Homoseksueel 
  • Lesbisch
  • Biseksueel
  • A seksueel
  • Panseksueel

Slide 28 - Tekstslide

Geslacht en gender
  • LHBTI: lesbisch, homoseksueel, biseksueel, transgender, intersekse 
  • Geslacht
  • Gender
  • Transgender
  • Genderdysforie
  • Transseksueel


Slide 29 - Tekstslide

Een seksuele relatie
8 versiertips

Slide 30 - Tekstslide

Wensen en grenzen respecteren

Slide 31 - Tekstslide

Ongewenst gedrag
  • Seksueel grensoverschrijdend gedrag
  • Ongewenste intimiteiten
  • Seksueel geweld
  • Aanranding
  • Verkrachting
  • Incest
  • Loverboy 

Slide 32 - Tekstslide

Basisstof 5 Veilig vrijen

Slide 33 - Tekstslide

Leerdoel
  • Je kunt enkele methoden voor geboorteregeling noemen en hun werking uitleggen.
  • Je kunt enkele soa’s noemen en uitleggen hoe je die kunt voorkomen. 

Slide 34 - Tekstslide

Anticonceptie
Onbetrouwbare methoden:
  • Periodieke onthouding
  • Coïtus interruptus
  • Geboorteregeling
  • Anticonceptiemiddelen                                                                        Anti = tegen Conceptie = bevruchting   
  • Vruchtbare periode            

Slide 35 - Tekstslide

Condoom
  • goedkoop
  • gemakkelijk
  • overal verkrijgbaar
  • redelijk betrouwbaar
  • vangt het sperma op
  • mag maar 1 keer gebruiken
  • let op houdbaarheidsdatum
  • Nadeel: onderbreken vrijen
  • Voordeel: bescherming tegen ziekteverwekkers 

Slide 36 - Tekstslide

Gebruik condoom

Slide 37 - Tekstslide

De pil
  • meest gebruikte voorbehoedsmiddel 
  • hormonen: geen ovulatie / slijm dikker / invloed baarmoeder
  • dagelijks innemen / onderbreking 1 week
  • zeer betrouwbaar
  • recept dokter nodig

Slide 38 - Tekstslide

Noodmaatregelen

  • Morning afterpil : binnen 3 dagen
  • Zwangerschapstest
  • Abortus tot 24e week

Slide 39 - Tekstslide

SOA 
  • seksueel overdraagbare aandoeningen of geslachtsziekten
  •  SOA test

Slide 40 - Tekstslide

Chlamydia
  • door bacterie
  • vooral tussen 15 - 30 jaar 
  • 2/3 meisjes en 1/2 jongens hebben geen klachten
Klachten
  • ontsteking anus, baarmoedermond, urinebuis 
  • afscheiding penis, pijn bij plassen of vrijen of onderbuik
  • kans op onvructhbaarheid


Slide 41 - Tekstslide

HIV
  • human immunodeficiency virus
  • seropositief
  • hiv-remmers
  • aids: aantasting afweersysteem

Slide 42 - Tekstslide

Basisstof 6 Zwangerschap

Slide 43 - Tekstslide

Leerdoel
  • Je kunt beschrijven hoe de bevruchting bij de mens verloopt.
  •  Je kunt beschrijven hoe een zwangerschap verloopt.
  • Je kunt uitleggen wat prenataal onderzoek is en hiervan voorbeelden noemen.


Als een zaadcel de eicel na de ovulatie bevrucht, kan de eicel in leven blijven. De bevruchte eicel kan in de baarmoeder uitgroeien tot een kind.

Slide 44 - Tekstslide

Waar vind bevruchting van de eicel plaats?
A
In de eileider
B
In de eierstok
C
In de vagina
D
In de baarmoeder

Slide 45 - Quizvraag

Bevruchting
  •  De bevruchting van een eicel door een zaadcel vindt plaats in een eileider. 
  • Bij bevruchting versmelt de kern van een mannelijke geslachtscel met de kern van een vrouwelijke geslachtscel.en                                                                                 

Slide 46 - Tekstslide

Innesteling



  • bevruchte eicel deelt zich
  • klompje cellen wordt via eileider vervoert naar baarmoeder
  • zet zich vast in slijmvlies baarmoeder--> er vindt geen menstruatie plaats
  • vrouw is zwanger
  • innesteling 5 a 7 dagen na ovulatie
  • klompje cellen groeit uit tot kind --> na ongeveer 38 wkn: geboorte

Slide 47 - Tekstslide

Zwangerschap
  • heerste weken; embryo --> voeding via baarmoederslijvlies
  •  vanaf 8e week tot geboorte: foetus -->   voeding via placenta = moederkoek
  • placenta is speciaal deel baarmoederwand:  hierin stroomt bloed in bloedvaten embryo vlak langs bloed van moeder
  • hierdoor kunnen stoffen (O2 en CO2, voedingsstoffen en afvalstoffen) uitgewisseld worden
  • bloed van moeder stroomt niet door embryo
  • embryo is via navelstreng verbonden met placenta

Slide 48 - Tekstslide

Foetus
  • om foetus liggen 2 vruchtvliezen
  • daar binnen: vruchtwater
  • bescherming tegen stoten,                                                uitdroging  en wisseling temperatuur
  • baby kan zich hierin bewegen

Slide 49 - Tekstslide

Echografie en prenataal onderzoek
  • +/-  10 weken een echo (geluidsgoven): bepaling hoeveel weken zwanger, berekening geboorte 
  • Prenataal onderzoek: onderzoek op aangeboren afwijking, erfelijke ziekte of geslacht (niet verplicht)

  • 9-14 wkn: combinatietest: test syndroon van Down
  • na 11 wkn: NIPT --> DNA onderzoek via bloed of er erfelijke ziekte is
  • na 20 wkn: echo --> onderzoek afwijkingen hart, hersenen, organen, ledematen en geslacht
  • prerecho
timer
5:00

Slide 50 - Tekstslide

Op de kalender van afbeelding 9 heeft Roos aangegeven wanneer ze ongesteld was. Ze menstrueert erg regelmatig: om de vier weken.
Wanneer zou haar volgende menstruatie plaatsvinden?
A
29 januari
B
12 februari
C
16 februari

Slide 51 - Quizvraag

Wanneer vindt waarschijnlijk de ovulatie plaats?
A
29 januari
B
12 februari
C
16 februari

Slide 52 - Quizvraag

Roos heeft geslachtsgemeenschap en
haar eicel wordt bevrucht.
In welke week vindt waarschijnlijk
innesteling in het baarmoederslijmvlies plaats?
A
week 5
B
week 6
C
week 7

Slide 53 - Quizvraag