H2 Herhaling

Economie 
3GT
H2 Thuis in geldzaken
Herhaling
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Economie 
3GT
H2 Thuis in geldzaken
Herhaling

Slide 1 - Tekstslide

Bespreken rekenopgaven pagina 73 & 74

Slide 2 - Tekstslide

Keuze
Voor jezelf de begrippen leren op pagina 72 in stilte
of
Meedoen met de uitleg

Slide 3 - Tekstslide

Ruilen: Direct of indirect
  • Vroeger geen geld
  • Door ruilen kon je in je behoefte voorzien

Slide 4 - Tekstslide

Direct of indirect
  • Direct is ook in natura: Goederen en diensten ruilen tegen goederen en diensten
  • Indirect: extra stap, namelijk met geld

Slide 5 - Tekstslide

De functies van geld
Ruilmiddel
Rekenmiddel
Spaarmiddel

Slide 6 - Tekstslide

De functies van geld
  • Ruilmiddel: producten kopen
  • Spaarmiddel: geld sparen
  • Rekenmiddel: een trui kost €40 en een broek €50

Slide 7 - Tekstslide

Wat is giraal en wat is chartaal??
Chartaal
Giraal
Munten
Betaalpas
Credit card
Briefjes van €20,-

Slide 8 - Sleepvraag

Veranderingen op je bankrekening
  • Mutaties in je saldo
  • Je kunt rood staan 
  • Met internetbankieren kan je dat snel zien
  • Tikkie

Slide 9 - Tekstslide

Veranderingen op je bankrekening
  • Mutaties in je saldo
  • Rood staan heet DEBETSALDO

  • Positief saldo heet CREDITSALDO

Slide 10 - Tekstslide

Geld laten groeien: Sparen of beleggen
  • Sparen: je geld op de bank en daar rente op ontvangen 

Slide 11 - Tekstslide

Spaardoel
  • Grote uitgaven
  • Uit voorzorg
  • Voor rendement, nu niet meer

Slide 12 - Tekstslide

Je brengt je geld naar de bank
  • Normaal krijg je rente (=interest)
  • Hoe langer op de bank hoe meer rente
  • Je schuift je koopkracht vooruit

Slide 13 - Tekstslide

Inflatie
  • Je geld wordt dus minder waard
  • Je kunt minder kopen
  • Bijvoorbeeld door stijging van prijzen

Slide 14 - Tekstslide

Lenen in plaats van sparen
  • Je hebt direct beschikking over geld
  • Over een lening moet je rente betalen
  • De lening moet je aflossen

Slide 15 - Tekstslide

Rol van de bank
Het geld wat gespaard wordt bij de bank, wordt weer uitgeleend. De bank betaalt de spaarders rente, en ontvangt van de leners rente. De rente die de bank ontvangt is hoger, zo verdient de bank geld.

Slide 16 - Tekstslide

Soorten leningen
  • Persoonlijk, voor aankoop van bijvoorbeeld je scooter.
  • Je betaalt terug in termijnen
  • Of hypotheek lening

Slide 17 - Tekstslide

Oppassen met lenen

Slide 18 - Tekstslide

Rekenen met %
Of:
  • je deelt het bedrag in €'s door 100 en doet dat x het %
  • 20% van € 125,00 = 125,00/100 = 1,25 x 20 = € 25,00
Of:
  • je gebruikt de verhoudingstabel

Slide 19 - Tekstslide

Rekenen met %
  • Je gebruikt de verhoudingstabel - 20% van € 125,00



€'s
125,00
??
%
100%
20%

Slide 20 - Tekstslide

Rekenen met %
  • Je gebruikt de verhoudingstabel - 20% van € 125,00
  • Op de rij met de meeste gegevens zet je 1



€'s
125,00
??
%
100%
1
20%

Slide 21 - Tekstslide

Rekenen met %
  • Op de rij met de meeste gegevens zet je 1
  • Van 100 naar 1 door te delen door 100
  • Dus boven ook delen door 100 --> 125 : 100 = 1,25



€'s
125,00
1,25
??
%
100%
1
20%

Slide 22 - Tekstslide

Rekenen met %
  • Van 1 naar 20 door te vermenigvuldigen met 20 
  • Dus ook boven x 20
  • ?? = 1,25 x 20 = € 25,00
€'s
125,00
1,25
??
%
100%
1
20%

Slide 23 - Tekstslide

Oefenen
Wat wordt het nieuwe banksaldo? Geef de berekening en
geef aan of het een debetsaldo of creditsaldo is.
• Je staat € 88 positief en je betaalt € 114.
€ 88 – € 114 =– € 26 (debetsaldo)
• Je staat € 178 rood en je ontvangt € 214.
– € 178 + € 214 =+ € 36 (creditsaldo)

Slide 24 - Tekstslide