Engels digitaal week 1 les 2

English week 1 lesson 2
Herhaling vragen en ontkenningen in de present simple en past simple.

KM2A
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

English week 1 lesson 2
Herhaling vragen en ontkenningen in de present simple en past simple.

KM2A

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling vragen stellen
Je kunt Engelse vragen stellen in de present simple (tegenwoordige tijd) & past simple (verleden tijd).

Je kunt een vraag op twee manieren vormen:
- werkwoord vooraan zetten.
- beginnen met Do/ Does / Did.

Slide 2 - Tekstslide

Today's program:
- Uitleg vragen en ontkenningen in de past simple via Lesson Up (herhaling).
- Vragen maken in deze Lesson Up.
- vocabulary C doornemen + theme words health conditions.

Slide 3 - Tekstslide

Welke vraag is correct?

A
Are we on our way to school?
B
Do we on our way to school?

Slide 4 - Quizvraag

Herhaling vragen stellen
Regel 1: deze werkwoorden kun je vooraan in een Engelse vraag zetten:
am/are/is/was/were
have/has/had got (have/has/had zet je vooraan, got laat je staan). 
1e van de 2 werkwoorden in de zin (het hulpwerkwoord).

Slide 5 - Tekstslide

Examples
Are you late for school?
Were you in Deventer yesterday?
Have I got two sisters?
Can I help you?


In deze vragen staat het werkwoord vooraan.

Slide 6 - Tekstslide

Vorm een vraag:
I was at his house last week.

Slide 7 - Open vraag

Vorm een vraag:
He should eat less sugar.

Slide 8 - Open vraag

Welke ontkenning is correct?
A
Fell he out of the tree?
B
Did he fall out of the tree?
C
Did he fell out of the tree?

Slide 9 - Quizvraag

Herhaling vragen stellen
Regel 2:
Staat er een ander werkwoord dan de wwen bij regel 1?
Dan dien je een Engelse vraag te beginnen met:
- Do / Does (bij he/she/it) in de tegenwoordige tijd.
- Did in de verleden tijd. 

Daarna verandert het 2e werkwoord naar het hele werkwoord.

Slide 10 - Tekstslide

Examples
I worked in the supermarket yesterday. 
Did I work in the supermarket yesterday?

She wants a lot of presents for her birthday.
Does she want a lot of presents for her birthday?

Slide 11 - Tekstslide

Vorm een vraag:
He believes the story is true.

Slide 12 - Open vraag

Vorm een vraag:
We lived in Holten until 2019.

Slide 13 - Open vraag

Herhaling ontkenningen vormen
Je kunt Engelse ontkenningen vormen in de present simple (tegenwoordige tijd) & past simple (verleden tijd).

Je kunt een ontkenning op twee manieren vormen:
- not aan het werkwoord toevoegen.
- don't/doesn't/didn't + hele werkwoord toevoegen.

Slide 14 - Tekstslide

Welke ontkenning is correct?
A
I didn't was at home.
B
I wasn't at home.

Slide 15 - Quizvraag

Herhaling ontkenningen vormen
Regel 1: aan deze werkwoorden voeg je 
+ not toe om een ontkenning te maken:

am/are/is/was/were
have/has/had got (have/has/had + not + got). 

1e van de 2 werkwoorden in de zin (het hulpwerkwoord).

Slide 16 - Tekstslide

Examples
I wasn't at home.
He isn't 14 years old.
We haven't got a dog.
She couldn't help me.

Slide 17 - Tekstslide

Vorm een ontkenning:
He was at the right address.

Slide 18 - Open vraag

Vorm een ontkenning:
They have got a lot of time.

Slide 19 - Open vraag

Welke ontkenning is correct?
A
I know not the answer to the question.
B
I didn't know the answer to the question.
C
I not know the answer to the question.

Slide 20 - Quizvraag

Welke ontkenning is correct?
A
Does she like reading books?
B
Do she like reading books?
C
Likes she reading books?

Slide 21 - Quizvraag

Herhaling ontkenningen vormen
Regel 2:
Staat er een ander werkwoord dan de wwen bij regel 1?
Dan dien je een Engelse ontkenning te beginnen met:
Onderwerp - don't/doesn't/didn't - hele ww - rest van de zin.
- Don't / Doesn't (bij he/she/it) in de tegenwoordige tijd.
- Didn't in de verleden tijd.
Daarna verandert het 2e werkwoord naar het hele werkwoord.

Slide 22 - Tekstslide

Examples
I worked in the supermarket yesterday.
I didn't work in the supermarket yesterday.
She wants a lot of presents for her birthday.
She doesn't want a  lot of presents for her birthday. 

worked > work & wants > want

Slide 23 - Tekstslide

Vorm een ontkenning:
I created a new drawing in art class.

Slide 24 - Open vraag

Vorm een ontkenning:
He loves to watch Youtube.

Slide 25 - Open vraag

Meer oefenen?
Vind je dit onderwerp nog moeilijk? Klik en maak de oefeningen in de volgende slides. 
Dit zijn online oefeningen.

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Link

Slide 28 - Link

Slide 29 - Link

Slide 30 - Link