Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
Bezoek de website
‹
Terug naar zoeken
Grammatica - zinsontleden
Zinsontleden
1 / 20
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
In deze les zitten
20 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Zinsontleden
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Wat is het onderwerp van deze zin:
Gisteren heeft Tara de dure vaas op de grond laten vallen.
A
Heeft
B
De dure vaas
C
Tara
D
Gisteren
Slide 3 - Quizvraag
Wat is het correcte werkwoordelijk gezegde bij deze zin:
Vorige week heb ik vijf kilometer gewandeld.
A
Heb
B
Heb gewandeld
C
Heb ik gewandeld
D
Vorige week
Slide 4 - Quizvraag
Morgen heb ik geen huiswerk.
Hoe noemen we het zinsdeel 'Morgen' in deze zin?
Slide 5 - Open vraag
Mevrouw de Grauw legt grammatica uit aan haar klas.
Wat is de persoonsvorm? Weest volledig! ;)
Slide 6 - Open vraag
Mevrouw de Grauw legt grammatica uit aan haar klas.
Wat is het meewerkend voorwerp?
Slide 7 - Open vraag
Hoeveel weken zit jij al op school?
Wat is het onderwerp van deze zin?
A
School
B
Weken
C
Jij
D
Al op school
Slide 8 - Quizvraag
Mijn buurvrouw heeft een hele lieve hond.
Wat is het lijdend voorwerp?
A
Mijn buurvrouw
B
Hond
C
Heeft
D
Een hele lieve hond
Slide 9 - Quizvraag
Bedenk een vraagzin waarbij de persoonsvorm WEL vooraan in de zin staat
Slide 10 - Open vraag
Ik heb mijn oude boeken aan mijn jongere broertje gegeven.
Wat is het meewerkend voorwerp?
A
aan mijn jongere broertje
B
broertje
C
mijn jongere broertje
D
jongere broertje
Slide 11 - Quizvraag
Elke donderdagavond eten mijn moeder en ik sushi op de bank.
Hoeveel bijwoordelijke bepalingen staan er in deze zin?
A
0
B
1
C
2
D
3
Slide 12 - Quizvraag
Op welke twee manieren kan je de persoonsvorm uit de zin halen?
Slide 13 - Open vraag
Mijn beste vrienden wonen aan de andere kant van de stad.
Wat is het onderwerp?
A
Beste vrienden
B
De stad
C
Mijn beste vrienden
D
De andere kant van de stad
Slide 14 - Quizvraag
Bedenk zelf een zin waarbij de persoonsvorm een meervoudsvorm is.
Slide 15 - Open vraag
Vanmorgen om tien uur is de tweeling tijdens het schaatsen gevallen op de ijsbaan.
Wat is het lijdend voorwerp?
Slide 16 - Open vraag
Waar of niet waar:
Het onderwerp van een zin moet altijd een persoon zijn.
Slide 17 - Open vraag
Wat is de allereerste stap als je een zin gaat ontleden?
A
Het onderwerp zoeken
B
De zin in een andere tijd (t.t. of v.t.) zetten.
C
Een vraagzin van de zin maken.
D
De zin in zinsdelen verdelen.
Slide 18 - Quizvraag
Zet de zin in de verleden tijd zodat de persoonsvorm verandert:
Ik ben echt helemaal klaar met grammatica.
Slide 19 - Open vraag
Verander de zin van enkelvoud naar meervoud:
Door de looproutes in de school kom ik altijd te laat voor geschiedenis.
Slide 20 - Open vraag