14.3 Aandrijven en tegenwerken

Aandrijven en tegenwerken

§3
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Aandrijven en tegenwerken

§3

Slide 1 - Tekstslide

Welke krachten werken mee en welke werken tegen?

Slide 2 - Tekstslide

Krachten op de fiets
  • Een kracht die je helpt --> meewerkende kracht
  • Een kracht die tegenwerkt --> tegenwerkende krachten

Slide 3 - Tekstslide

Trappen = aandrijven
  • Als je niet trapt, ga je niet vooruit.
  • Trappen is dus de aandrijving = aandrijvende kracht

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Link

Welke weerstand ?

Slide 8 - Tekstslide

Rolwrijving
  • = tegenwerkende kracht
  • nodig om vooruit te rollen

Slide 9 - Tekstslide

Luchtwrijving
  • = tegenwerkende kracht

Slide 10 - Tekstslide

Remmen --> remkracht

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Voortstuwende kracht
Tegenwerkende kracht

Slide 13 - Tekstslide

Evenwicht (stilstand of even snel)

Slide 14 - Tekstslide

Versnellen

Slide 15 - Tekstslide

Vertragen

Slide 16 - Tekstslide

Versnellen
  • Aandrijvende kracht is groter dan tegenwerkende kracht.
  • Het verschil tussen deze 2 krachten = resultante
  • Je snelheid wordt groter.
  • = versnelde beweging

Slide 17 - Tekstslide

Niet sneller, niet trager
  • Je rijdt aan dezelfde snelheid vooruit.  Je gaat niet sneller en niet trager.  De aandrijvende kracht = tegenwerkende kracht.
  • Resultante = 0

Slide 18 - Tekstslide

Vertragen
  • Tegenwerkende kracht is groter dan de aandrijvende kracht.
  • Snelheid neemt af.

Slide 19 - Tekstslide

Heb je een kracht nodig om op je fiets dezelfde snelheid te houden (dus niet sneller of trager) ?
A
Ja
B
neen

Slide 20 - Quizvraag

Geef een ander woord voor resultante.

Slide 21 - Open vraag

Nicky stapt op zijn scooter en geeft gas. De scooter begint te rijden en zijn snelheid wordt groter.
Hoe noem je een beweging waarbij de snelheid groter wordt?
A
een optrekkende beweging
B
een versnelde beweging
C
eenparige beweging
D
een aanhoudende beweging

Slide 22 - Quizvraag

Nicky remt, totdat hij stilstaat.
Wat weet je van de netto-kracht als Nicky stilstaat?
A
Er is een netto-kracht in de rijrichting.
B
Er is een netto-kracht tegen de rijrichting in.
C
Er zijn twee netto-krachten.
D
De netto-kracht is nul.

Slide 23 - Quizvraag

Nicky moet ineens afremmen. Hij remt zo snel mogelijk. Zijn snelheid wordt kleiner.
Hoe noem je een beweging waarbij de snelheid kleiner wordt?
A
een stoppende beweging
B
een langzame beweging
C
een vertraagde beweging
D
een ingehouden beweging

Slide 24 - Quizvraag

Snelheid - tijd diagram
3 bewegingen in 1 grafiek

Slide 25 - Tekstslide

Snelheid - tijd diagram
3 bewegingen in 1 grafiek
Versnelde beweging (stijgende lijn)
1
Eenparige beweging (horizontale lijn)
2
Vertraagde beweging (dalende lijn)
3

Slide 26 - Tekstslide

Samengevat

Slide 27 - Tekstslide