Question words

Question words
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Question words

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan het einde van de les:

* Ken je de betekenis van de question words
* Kun je met behulp van question words vragen stellen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Repetition
Personal and Possessive pronouns

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het juiste vragende voornaamwoord?

____ would you do if you won the lottery?
A
Who
B
Why
C
What
D
Which

Slide 5 - Quizvraag

What = wat

Wat zou jij doen als je de loterij won?
Fill in the correct question word:

... are you? - I am Jane.
A
How
B
Who
C
When
D
Why

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose the correct question word:

... is that? Is that Joey?
A
Who
B
What
C
How
D
Why

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

'When' is a question word.
A
True
B
False

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose the question word.
A
Where
B
do
C
find
D
question

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose the right question word:

........ is my bike? Behind the house.
A
Who
B
Where
C
Which
D
Why

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose the correct question word.
_____ does the boy come from? He's from Newcastle.
A
How
B
Why
C
Where
D
Which

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Choose the right question word:

....... have you been? In Paris.
A
Which
B
Who
C
What
D
Where

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose the correct question word.
_____ fastfood is your favourite, Burger King or McDonald's?
A
What
B
Which
C
When
D
How

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose the correct question word.
_____ is Peter's birthday? In April, I think.
A
How
B
Which
C
When
D
What

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose the correct question word:

____ is the nearest supermarket?
A
Why
B
When
C
Where
D
Who

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Exercises
- p. 77 ex. 58
-p. 78 ex. 59
timer
6:00

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Toets inplannen

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies