3 Vwo GL Chapitre 3 bron H

3H GL Chapitre 3 bron H
- Explication bron H (vidéo GL en ligne).
- Réponds aux questions suivantes....
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

3H GL Chapitre 3 bron H
- Explication bron H (vidéo GL en ligne).
- Réponds aux questions suivantes....

Slide 1 - Tekstslide

Choisis la bonne réponse:
Tu veux visiter la ville de Paris?
Oui, je veux ................ visiter
A
le
B
la
C
l'
D
les

Slide 2 - Quizvraag

Choisis la bonne réponse:
J'ai choisi un hotêl.
Je ................. ai choisi sur internet.
A
le
B
la
C
l'
D
les

Slide 3 - Quizvraag

Choisis la bonne réponse:
J'aime aussi les petits villages.
Je ................. aime.
A
le
B
la
C
l'
D
les

Slide 4 - Quizvraag

Réponds à la question en vervang het woord tussen haakjes door le, la, l' of les.
Tu organises (une fête)? Oui...

Slide 5 - Open vraag

Het goede antwoord is: "je l'organise"
Vertaal nu dit zinnetje.

Slide 6 - Open vraag

Réponds à la question en vervang het woord tussen haakjes door le, la, l' of les.
Ta mère a regardé (le film de James Bond)? Oui...

Slide 7 - Open vraag

Het goede antwoord is: "ma mère l'a regardée" of "elle l'a regardé".
Vertaal nu één van deze zinnetjes.

Slide 8 - Open vraag

Réponds à la question en vervang het woord tussen haakjes door le, la, l' of les.
Sophie va préparer (ses bagages)? Oui...

Slide 9 - Open vraag

Het goede antwoord is: "Sophie va les préparer" of "elle va les préparer".
Vertaal nu één van deze zinnetjes.

Slide 10 - Open vraag

Gram.H deel 2: plaats van het pers. vnw als lvw.
- Le, la, l' en les zet je niet altijd op dezelfde plaats in de zin.
- Ze staan altijd voor het eerste werkwoord (p.v.) in de zin.
- Maar als er een heel werkwoord in de zin staat komen ze voor       het hele werkwoord.  J'aime le tennis -> je l'  aime beaucoup.
J'aime le tennis, je l'  ai joué souvent avec mon frère.
J'aime le film, je vais le regarder.


Slide 11 - Tekstslide

Traduis:
Het vliegtuig? We nemen het vaak.

Slide 12 - Open vraag

Traduis:
Heb jij het treinkaartje? Nee ik heb het niet.

Slide 13 - Open vraag

Het antwoord was:
Tu as le ticket/billet de train? Non, je ne l'ai pas.

Slide 14 - Open vraag

Traduis:
Gaan we de auto nemen? Nee we gaan hem niet nemen, we nemen de fiets!

Slide 15 - Open vraag