Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
Bezoek de website
‹
Terug naar zoeken
De 1ste en 4de naamval
De 1ste en 4de naamval
1 / 25
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
In deze les zitten
25 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
40 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
De 1ste en 4de naamval
Slide 1 - Tekstslide
Als er geen voorzetsel is, ontleed je de zin naar onderwerp en lijdend voorwerp
onderwerp: 1e naamval
lijdend voorwerp: 4e naamval
Slide 2 - Tekstslide
Ontleden (net als in het Nederlands)
vraag: Wie heeft gekocht? ....
.
IK = onderwerp (1e naamval)
vraag: Wie/wat heb ik gekocht? ....
een krant
= lijdend vw (4e nv)
Ik
heb
een krant
gekocht.
Slide 3 - Tekstslide
Ontleden (net als in het Nederlands)
Ich
habe
eine Zeitung
gekauft
[
onderwerp
] [
lijdend vw
]
1e 4e
Slide 4 - Tekstslide
naamvallenschema
M
V O MV M V O MV
1e :
der
die das die
ein
eine ein keine
4
e :
den
die das die
einen
eine ein keine
(ook: mein-,dein-, sein-,
ihr-,unser-,euer-,ihr-,Ihr-)
4e :den die das die
Slide 5 - Tekstslide
Hoe vind je het onderwerp in een zin?
A
zin vragend maken en na het vraagwoord staat dan het ow
B
wie / wat + gezegde?
C
wie / wat + onderwerp + gezegde?
D
aan wie / voor wie?
Slide 6 - Quizvraag
Hoe vind je het lijdend voorwerp in een zin?
A
zin vragend maken
B
wie / wat + gezegde?
C
wie / wat + onderwerp + gezegde?
D
aan wie / voor wie
Slide 7 - Quizvraag
Ein- Gruppe
Deze woorden gaan net zoals
"ein, eine, kein, keine"
:
mein-, dein- ,sein- ,ihr- ,unser- ,euer- ,ihr- ,Ihr-
Dus:
Ich kaufe "
einen
Pullover", dan kan het ook met het woord "dein"........
namelijk: "
deinen
Pullover"
Slide 8 - Tekstslide
Als een zinsdeel onderwerp van de zin is, gebruik je ...
A
De 1e naamval
B
De 2e naamval
C
De 3e naamval
D
De 4e naamval
Slide 9 - Quizvraag
Als een zinsdeel lijdend voorwerp van de zin is, gebruik je ...
A
De 1e naamval
B
De 2e naamval
C
De 3e naamval
D
De 4e naamval
Slide 10 - Quizvraag
Vul de juiste naamvallen in:
D... Mann sieht d... Kind.
A
Die Mann, das Kind
B
Der Mann, die Kind
C
Der Mann, das Kind
D
Die Mann, den Kind
Slide 11 - Quizvraag
Vul de juiste naamvallen in:
D... Frau sieht d... Mann.
A
Die Frau, das Mann
B
Der Frau, die Mann
C
Die Frau, der Mann
D
Die Frau, den Mann
Slide 12 - Quizvraag
Vul de juiste naamvallen in:
D... Kinder (mv) sehen d... Frau.
A
Die Kinder, das Frau
B
Die Kinder, die Frau
C
Das Kinder, der Frau
D
Das Kinder, die Frau
Slide 13 - Quizvraag
Vul de juiste naamvallen in:
D... Junge sieht d... Hund(m)
A
Der Junge, den Hund
B
Das Junge, der Hund
C
Der Junge, der Hund
D
Den Junge, den Hund
Slide 14 - Quizvraag
Kennst du (mijn) Bruder?
A
mein
B
meine
C
meinen
D
meines
Slide 15 - Quizvraag
D____ Mann hat eine Frau.
A
Der
B
Die
C
Das
D
Den
Slide 16 - Quizvraag
Wo ist (mijn) Zeitung (v)?
A
mein
B
meine
C
deine
D
meinen
Slide 17 - Quizvraag
(Zijn) Geld (o) liegt auf dem Tisch.
A
Sein
B
Seine
C
Seines
D
Seiner
Slide 18 - Quizvraag
Johann kauft d____ Hut (m)
A
den
B
der
C
die
D
das
Slide 19 - Quizvraag
Ich habe für d____ Opa ein Geschenk gekauft.
A
die
B
das
C
der
D
den
Slide 20 - Quizvraag
en nu oefenen:
Slide 21 - Tekstslide
www.educaplay.com
Slide 22 - Link
www.educaplay.com
Slide 23 - Link
www.educaplay.com
Slide 24 - Link
www.educaplay.com
Slide 25 - Link