12.2 Spanning transformeren (2)

Vermogen
A
E
B
I
C
P
D
G
1 / 29
volgende
Slide 1: Quizvraag
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Vermogen
A
E
B
I
C
P
D
G

Slide 1 - Quizvraag

Hier zie je een typeplaatje van een elektrisch apparaat. Hoe groot is het vermogen?
A
230
B
11
C
50-60
D
2400

Slide 2 - Quizvraag

Wat is het vermogen?
A
12 Watt
B
6,5 Watt
C
0,083 Watt
D
3 Watt

Slide 3 - Quizvraag

Wat is het vermogen?
A
230 Volt
B
0,3 Ampere
C
9 Volt
D
6 Watt

Slide 4 - Quizvraag

Bereken het vermogen in kiloWatt als het vermogen 250 W is.
A
250 000 kW
B
0,250 kW
C
2,5 kW
D
25 kW

Slide 5 - Quizvraag

12.2 Spanning transformeren

Slide 6 - Tekstslide

12.2 Spanning transformeren 

Slide 7 - Tekstslide

12.2 Spanning transformeren
Transformeren

Slide 8 - Tekstslide

12.2 Spanning transformeren
Transformatorhuisje

Slide 9 - Tekstslide

12.2 Spanning transformeren

Slide 10 - Tekstslide

Wat is de juiste volgorde van het elektriciteitsnetwerk?
A
elektriciteitscentrale, transformatorhuisje, verdeelstation
B
transformatorhuisje, verdeelstation, elektriciteitscentrale
C
elektriciteitscentrale, verdeelstation, transformatorhuisje
D
verdeelstation, elektriciteitscentrale, transformatorhuisje

Slide 11 - Quizvraag

Tijdens het vervoer van elektriciteit van de centrale naar jouw huis wordt de spanning verschillende keren omhoog of omlaag getransformeerd.

Welke transformatie vindt plaats na de transformator van de elektriciteitscentrale?
A
400 000 V -> 20 000 V
B
20 000 V -> 400 000
C
400 000 V -> 230 V
D
230 V -> 400 000 V

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Dynamo
Wisselspanning

Slide 14 - Tekstslide

Weekijzer: ijzer bewerkt, zodat het gemakkelijker en sneller magnetisch wordt of juist sneller het magneetveld kwijt raakt.

Slide 15 - Tekstslide

transformator

Slide 16 - Tekstslide

12.2 Spanning transformeren

Slide 17 - Tekstslide

12.2 Spanning transformeren

Slide 18 - Tekstslide


Een transformator heeft twee spoelen en een ijzeren kern.
Waarom is de kern van ijzer?
A
ijzer geleidt elektriciteit
B
ijzer geleidt warmte
C
ijzer kan magnetisch zijn
D
ijzer is zwaar

Slide 19 - Quizvraag


Bekijk de afbeelding.
Wat is hier de transformatorverhouding?
Up = 100 V
A
5
B
20
C
100
D
10000

Slide 20 - Quizvraag


De transformatorverhouding is 5.
Hoe groot is
de secundaire spanning?
Up = 100 V
A
5 V
B
20 V
C
100 V
D
500 V

Slide 21 - Quizvraag

voorbeeldsom
Een deurbel sluit je aan op netspanning (230V), dit is de opgenomen spanning in de primaire stroomkring. Echter is de opgenomen spanning veel te hoog voor een deurbel om goed op te kunnen werken. Er wordt gebruik gemaakt van een transformator om de spanning omlaag te transformeren. de transformator heeft een primaire spoel met 350 wikkelingen. de secundaire spoel heeft 15 wikkelingen. 

Bereken de spanning waarop de deurbel werkt.

Slide 22 - Tekstslide

12.2 Spanning transformeren

Slide 23 - Tekstslide

12.2 Spanning transformeren

Slide 24 - Tekstslide

12.2 Spanning transformeren

Slide 25 - Tekstslide

Wanneer noem je een transformator ‘ideaal’?

A
als de primaire spanning gelijk is aan de secundaire spanning
B
als de primaire stroom gelijk is aan de secundaire stroom
C
als het aantal primaire windingen gelijk is aan het aantal secundaire windingen
D
als het primaire vermogen gelijk is aan het secundaire vermogen

Slide 26 - Quizvraag

12.2 Spanning transformeren

Slide 27 - Tekstslide

12.2 Spanning transformeren
Aan de slag!

Maak opdr. 4 t/m 10 (p. 224-231)

Slide 28 - Tekstslide

12.2 Spanning transformeren 

Slide 29 - Tekstslide