Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
Bezoek de website
‹
Terug naar zoeken
Das Verb haben und sein
Grammatik: haben & sein - vervoegen
1 / 44
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Duits
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 1,2
In deze les zitten
44 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
2 videos
.
Lesduur is:
50 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Grammatik: haben & sein - vervoegen
Slide 1 - Tekstslide
haben und sein
Slide 2 - Tekstslide
Het leerdoel
Aan het eind van de les kunnen jullie de werkwoorden haben en sein vervoegen in de tegenwoordige tijd
Slide 3 - Tekstslide
Persoonlijke voornaamwoorden
Ich (ik)
Du (jij)
Er /sie/es (hij/zij/het)
Wir (wij)
Ihr (Jullie)
sie (zij, mv.)
Sie (U)
Slide 4 - Tekstslide
IDEWIS
Wat is de volgorde van de persoonlijke voornaamwoorden?
Gebruik het woord "IDEWIS" als ezelsbruggetje.
I = ich (ik)
D = du (jij)
E = er/sie/es (hij/zij/het)
W = wir (wij)
I = ihr (jullie)
S = Sie/sie (U/zij)
Slide 5 - Tekstslide
Aber pas auf...!!
Welke vorm gebruik je
bij . . .
Meine Oma (v)
Die Eltern (mv)
Mein Bruder (m)
Das Baby (o)
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Video
Slide 8 - Video
Lieder haben und sein
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Het werkwoord haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben
Slide 12 - Sleepvraag
Het werkwoord sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind
Slide 13 - Sleepvraag
Werkwoorden
Haben und Sein
Wat is de vertaling van 'haben'?
Wat is de vertaling van 'sein'?
Slide 14 - Tekstslide
haben und sein
Hebben
Zijn
Haben
Sein
Slide 15 - Sleepvraag
wir (haben)
A
haben
B
sind
C
habe
D
hast
Slide 16 - Quizvraag
...... du schon geduscht?
A
Hat
B
Hast
C
Hat
D
Habe
Slide 17 - Quizvraag
Ich ...... zwei Brüder
A
Hat
B
Habe
C
Haben
D
Hast
Slide 18 - Quizvraag
Ich .... Lehrer. (sein)
A
sind
B
bin
C
seid
D
bist
Slide 19 - Quizvraag
Ich ........... 14 Jahre alt
A
habe
B
bin
Slide 20 - Quizvraag
Meine Eltern (haben)
A
habe
B
sein
C
hat
D
haben
Slide 21 - Quizvraag
Meine Schwester (sein)
A
hat
B
ist
C
bin
D
bist
Slide 22 - Quizvraag
Das Kind ............
A
bin
B
bist
C
ist
D
seid
Slide 23 - Quizvraag
du .................... (sein)
A
bist
B
bin
C
ist
Slide 24 - Quizvraag
ich .................... (haben)
A
haben
B
habt
C
habe
D
hat
Slide 25 - Quizvraag
ihr .................... (haben)
A
haben
B
habt
C
habe
Slide 26 - Quizvraag
es .................... (haben)
A
habt
B
hast
C
haben
D
hat
Slide 27 - Quizvraag
du .................... (haben)
A
habt
B
hast
C
hat
D
haben
Slide 28 - Quizvraag
Ihr .... gut gearbeitet. (haben)
A
habt
B
haben
C
hat
D
hast
Slide 29 - Quizvraag
ihr .................... (sein)
A
bist
B
sind
C
bin
D
seid
Slide 30 - Quizvraag
Agnes und Martin .............
A
seid
B
sind
C
bist
D
ist
Slide 31 - Quizvraag
haben: sie (mv)
A
habt
B
haben
C
hat
D
sind
Slide 32 - Quizvraag
Wir .... Hausaufgaben gemacht. (haben)
A
hat
B
habe
C
habt
D
haben
Slide 33 - Quizvraag
haben: wir
A
habt
B
habe
C
haben
D
sind
Slide 34 - Quizvraag
Sein: du
A
bist
B
bin
C
sind
D
hast
Slide 35 - Quizvraag
Lisa ..... krank (sein)
A
bist
B
sind
C
ist
D
bin
Slide 36 - Quizvraag
Ihr ... zu spät (sein)
A
seid
B
sind
C
bin
D
bist
Slide 37 - Quizvraag
Ich ... etwas gemacht (haben)
A
haben
B
habe
C
habt
D
hat
Slide 38 - Quizvraag
Haben: ich
A
habe
B
hast
C
habt
Slide 39 - Quizvraag
sein: ihr
A
sind
B
seit
C
seid
D
ist
Slide 40 - Quizvraag
haben: ihr
A
haben
B
habt
C
habe
D
hast
Slide 41 - Quizvraag
Du ..... mit dem Fahrrad gekommen?
A
Bin
B
Sind
C
Bist
D
Seid
Slide 42 - Quizvraag
Wir ...... Menschen!
A
Seid
B
Bist
C
Bin
D
Sind
Slide 43 - Quizvraag
Gibt es noch Fragen?
Vielen Dank für eure Einsatz!
Slide 44 - Tekstslide