In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 15 min
Onderdelen in deze les
Zinnen in zinsdelen verdelen
pv
ow
ww gez
lv
Slide 1 - Tekstslide
Wat is de pv in de volgende zin:
Mijn moeder is een taart aan het bakken.
A
Mijn moeder
B
is
C
een taart
D
bakken
Slide 2 - Quizvraag
Op welke twee manieren kun je de persoonsvorm in de zin vinden?
Slide 3 - Open vraag
Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin:
Lachend goot mijn tante de aardappels af.
Slide 4 - Open vraag
Wat is pv in onderstaande zin:
Gisteren zijn wij naar de Efteling geweest.
A
zijn
B
zijn geweest
C
geweest
D
wij
Slide 5 - Quizvraag
Wat is het onderwerp in de volgende zin:
Mijn broers en ik hebben niet vaak ruzie met elkaar.
Slide 6 - Open vraag
Wat is het onderwerp van deze zin:
Vorig jaar heb ik voor mijn vrienden een voetbaltoernooi georganiseerd.
Slide 7 - Open vraag
Ontleed onderstaande zin. Benoem:
- pv (persoonsvorm)
- O (onderwerp)
- WG (werkwoordelijk gezegde)
- LV (lijdend voorwerp)
Gisteren vergat ik mijn tas in te pakken.
Persoonsvorm
onderwerp
Lijdend voorwerp
werkwoordelijk gezegde
Gisteren
vergat
ik
mijn tas
in te pakken
Slide 8 - Sleepvraag
Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin?
Hij vond zijn ontbijt tenslotte in de koelkast.
A
hij
B
zijn ontbijt
C
in de koelkast
D
geen
Slide 9 - Quizvraag
Wat is de persoonsvorm(en) in de volgende zin?
Waarom hebben jullie toch voor die oplossing gekozen?
A
waarom
B
jullie
C
hebben
D
gekozen
Slide 10 - Quizvraag
Opdracht: geef aan welke woorden bij hetzelfde zinsdeel horen. Begin vooraan in de zin (ik = zinsdeel 1). Dus er kunnen meerdere woorden in een zinsdeel zitten.
Zinsdeel 1
Zinsdeel 2
Zinsdeel 3
Zinsdeel 4
Zinsdeel 5
Ik
vind
dit
onderdeel
van
Nederlands
leuk
Slide 11 - Sleepvraag
Typ de onderstaande zin over en verdeel de zin in zinsdelen. Doe het zo: Jan/pakt/een snoepje/uit de trommel.
Kinderen van 12 jaar en ouder hebben in Rijssen een tegoedbon gekregen.
Slide 12 - Open vraag
Typ de onderstaande zin over en verdeel de zin in zinsdelen.
Wildlands in Emmen wordt jaarlijks door heel veel gezinnen bezocht.
Slide 13 - Open vraag
Wat is de persoonsvorm(en) in de volgende zin?
Nadat de stemmen geteld waren, moest hij zijn nederlaag wel toegeven*
*meerdere antwoorden mogelijk
A
geteld
B
waren
C
toegeven
D
moest
Slide 14 - Quizvraag
Wat is de persoonsvorm(en) in de volgende zin?
Als hij weer te laat is, moet hij nakomen*
*meerdere antwoorden mogelijk
A
is
B
hij
C
moet
D
nakomen
Slide 15 - Quizvraag
Typ de onderstaande zin over en verdeel de zin in zinsdelen.
Alle bladeren van de loofbomen zullen in de herfst een andere kleur krijgen.
Slide 16 - Open vraag
Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin?
De politie bracht de jongens naar het bureau.
A
naar het bureau
B
de politie
C
de jongens
D
geen
Slide 17 - Quizvraag
Typ de onderstaande zin over en verdeel de zin in zinsdelen.
Bakkerij Nollen doet binnenkort met een belangrijke bakwedstrijd mee.
Slide 18 - Open vraag
Mijn oudste zus pakte haar twee koffers 's avonds in.
Wat is de pv, wwg en het ow? Schrijf het zo op: pv: ... wwg: ... ow: ...
Slide 19 - Open vraag
Slide 20 - Open vraag
Slide 21 - Open vraag
Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin?
Bij de opening van de verbouwde school kregen alle leerlingen een aandenken.